BoekrecensieSuïcidale architecten
Het eerste prozawerk van de Vlaamse dichteres Charlotte Van den Broeck
Charlotte Van den Broeck (1991), veelbelovend Vlaams dichteres, kreeg voor haar twee eerste dichtbundels evenzovele prijzen, de Herman de Coninckprijs en de Paul Snoekprijs, en debuteert nu met een prozawerk ‘Waagstukken’. Haar poëzie heeft iets hoogstaands, het is sensibel, intellectueel en belezen, echt iets voor highbrows, en dat geldt ook voor ‘Waagstukken’, waarin ze een opmerkelijke belangstelling aan de dag legt voor architecten die zelfmoord pleegden vanwege een mislukt bouwwerk. Ze beschrijft dertien van zulke gevallen maar er zijn er ongetwijfeld meer, zoals er überhaupt nogal wat kunstenaars zijn die hun falen niet onder ogen konden komen en zichzelf van het leven beroofden: te hoge ambities, frustraties, gebrek aan erkenning. Maar bij architecten speelt nog iets anders mee: ze hebben veelal een publieke functie en niet zelden betekent de mislukking van hun bouwsel dat instort, of wegzinkt, de dood van anderen, ze zijn of voelen zich ‘schuldig’.
De falende architecten die Van den Broeck opvoert zijn niet allemaal even bekend, in feite kende ik er maar een bij naam, Francesco Borromini, de beroemde Zwitserse zeventiende-eeuwse barokarchitect die na tal van depressies inderdaad zelfmoord pleegde. Dat laatste geldt niet echt voor al die anderen, waarvan soms niet duidelijk of ze zich echt van het leven beroofden of dat dat maar beweerd werd. Werkelijkheid en mythe lopen hier vaak door elkaar. Het gaat Van den Broeck ook niet zozeer om die al dan niet vermeende zelfmoorden als wel om de kunst van het falen. Vaak bleken hun scheppingen naderhand meesterwerken, die echter door het publiek verworpen werden, ze durfden iets maar werden er niet voor beloond. Dat is het diepere thema van ‘Waagstukken’: niet beloonde creativiteit. En zelfs daar gaat het niet steeds over, zoals het verhaal van de achttiende-eeuwse Britse architect William Skinner illustreert: die had een fort gebouwd, Fort George, dat van de zee af niet gezien mocht worden maar toen hij de zee oproeide zag hij toch een schoorsteen boven de duinen uitsteken. Onverdraaglijk. Hij schoot zichzelf door het hoofd, maar niet heus. Het hele verhaal is een fabeltje, een tourist trap, maar wel een typerende die zegt: architecten die mislukken, plegen zelfmoord.
Intussen is dit zelfmoordboek, zo heel anders dan bijvoorbeeld Jeroen Brouwers boek ‘De laatste deur’, over suïcidale schrijvers, vooral ook een boek over de schrijfster zelf, je ziet haar op zoek gaan naar die monumentale gebouwen maar ook afdalen in haar eigen leven, werk en verleden. Dit is niet in de laatste plaats autobiografisch schrijven.
Alleen het mooiste telt
Voortdurend voel je dat ze het via die architecten eigenlijk ook over literatuur heeft, over haar eigen tomeloze inzet, ze schrijft nota bene ergens: “bij alles heb ik steeds het volmaakte voor ogen. Het onhaalbare steekt me aan: als het niet kan, wil ik het des te meer, roekeloos wil ik het, ongeacht de gevolgen.” Dat klinkt niet alleen monomaan maar ook behoorlijk pretentieus; als er iets is wat je in dit proza kan ergeren dan is het die overweldigende ambitie: alleen het mooiste en het beste tellen. De schrijfster is zo iemand die als kind al te moeilijke boeken uit de bibliotheek haalt – ze vertelt het zelf. Wat dat betreft doet Van den Broeck mij een beetje denken aan Erwin Mortier en aan Margriet en Marente de Moor, met schoonheidsbeleving en esthetische verfijning bovenaan op het menu.
Die uitgesproken hoge greep, die Van den Broeck met haar architecten deelt, betekent ook dat schrijven voor haar niet zomaar een roeping is maar een volledige levensvervulling. Ze schrijft: “Stoppen met schrijven zou de grootste mislukking betekenen, een overrompelende teleurstelling, een fatale perspectiefwissel.” Ik ken wel degelijk schrijvers die er diep in hun hart ook zo over denken, maar slechts weinig die het ook zo onomwonden durven op te schrijven.
Zo levert dit uitstapje naar een merkwaardige hoekje van de kunstgeschiedenis vanzelf ook een bijzonder kijkje in een bepaald soort kunstenaarsziel op, die van de totale overgave, van de illusie ‘dat het wel kon, dat het niet dwaas is, iets te willen maken wat aan het alles raakt’. Een romantisch beeld van de scheppende kunstenaar waar je tegenwoordig, in onze zakelijker, opportunistische tijden, niet veel meer over hoort. Dat maakt Charlotte Van den Broecks werk ongewoon en kwetsbaar tegelijkertijd.
Oordeel: Romantisch, kwetsbaar, ook wat pretentieus.
Charlotte Van den Broeck
Waagstukken
Arbeiderspers; 292 blz., € 29,99
Lees ook:
Opa, neem je een hoertje mee?
Veelbelovende dichteres speelt slim met de naïeve blik.