Oktober 1921: Amerikanen delen eten uit om de hongersnood in de Sovjet-Unie te verlichten.
 Beeld Getty Images
Oktober 1921: Amerikanen delen eten uit om de hongersnood in de Sovjet-Unie te verlichten.Beeld Getty Images

BoekrecensieRoman

Guzel Jachina diept huiveringwekkend stuk Sovjetgeschiedenis op in meeslepende roman

In De trein naar Samarkand beschrijft Guzel ­Jachina opnieuw een vergeten episode uit het verleden van de Sovjet-Unie: de hongersnood in de jaren twintig.

Sofie Messeman

De Russisch-Tataarse Guzel ­Jachina (1977) scoorde met haar debuutroman Zulajka opent haar ogen (2015) meteen een monstersucces. De roman ging over de deportatie van de koelakken naar ­Siberië in de jaren dertig, gezien door de ogen van een eenvoudige vrouw, die gebaseerd was op Jachina’s Tataarse grootmoeder. Ook haar tweede boek, Wolgakinderen, ging over een traumatische episode uit de Sovjetgeschiedenis, dit keer toegespitst op de vernietiging van de etnische minderheid van Wolga­duitsers.

Jachina lijkt vastbesloten haar oeuvre te bouwen rond onverwerkte en minder bekende episodes uit de Sovjetgeschiedenis. Ze doet dat niet op een louter documentaire manier, maar met alle denkbare – ook melodramatische – stijlmiddelen, en toont een grote empathie voor haar personages, vermoedelijk de reden dat haar boeken zo aanslaan.

Wie mag mee in de trein?

Ook in De trein naar Samarkand schrijft ze meeslepend over een afschuwelijke periode uit de Sovjetgeschiedenis: de Povolzhye-hongersnood van de vroege jaren twintig, die het leven kostte aan 5 miljoen mensen.

De roman speelt zich af in 1923, net na de burgeroorlog (1917-1922), toen het land ontwricht was en zowat elke logistiek vernietigd. Treinconducteur Dejev en kindercommissaris Belaja krijgen de opdracht vijfhonderd ondervoede weeskinderen uit de hongerende Wolgaregio over te brengen naar het welvarende Samarkand in Sovjet-Turkestan. Dejev heeft als soldaat gevochten in het Rode Leger, Belaja is kindercommissaris en heeft kriskras door Rusland al een paar weeshuizen bezocht. Tussen beide hoofdpersonen ontstaan meningsverschillen over welke kinderen mee moeten. Belaja wil kinderen op pragmatische gronden – maken ze een kans op overleven? – selecteren voor de treinreis. Dejev wil alle kinderen meenemen: gezonde én zieke.

De zes weken durende reis wordt een bezoeking: voortdurend staat de trein stil wegens gebrek aan brandstof, er zijn zorgen om voedsel en op elk station proberen nieuwe uitgehongerde kinderen aan boord te komen.

Zuiver geweten

Jachina dook voor haar roman diep in de archieven. ‘Nagenoeg alles wat in dit boek met de kinderen gebeurt, is gebaseerd op historische bronnen’, zegt ze in een interview. ‘Het is hoog tijd dat er openheid komt over het Sovjetverleden, dat nog steeds niet is verwerkt.’ Toen Zulajka opent haar ogen als televisieserie werd uitgezonden, kreeg Jachina het verwijt dat ze ‘moedwillig het Sovjetverleden had willen desacraliseren’. Ze vermoedt dat ook haar jongste roman controverse zal uitlokken over de vraag of ze de geschiedenis wel juist voorstelt, maar de archieven liegen niet: ‘Mijn geweten is zuiver’.

Jachina vertelt vanuit verschillende standpunten: Dejev, Belaja en de kinderen. Over Dejev: ‘Dejev hield niet van zijn kinderjaren. Omdat de herinneringen daaraan hem onveranderlijk meevoerden naar zijn vroegere hulpeloosheid en verdriet: doodsbang voor de naderende winter, de eindeloze honger en zijn eenzame wezenbestaan.’

Belaja groeide op in een klooster en ontpopte zich bij de komst van de bolsjewieken als gewiekst opportunist: ‘Als medewerkster van een Sovjetinstelling mocht Belaja in haar cel blijven wonen. De zusters op het achtererf zocht ze nooit meer op.’

De weeskinderen laat Jachina aan het woord via het gedurfde procedé van koortsdromen. Dat kan melig uitvallen, maar niet bij Jachina, die de juiste toon treft, al blijft het heel emotioneel. Het hallucinerende relaas van de jongen die zich op het spoor heeft vastgebonden en op het nippertje wordt gered, is schrijnend: ‘Er waren zoveel mensen in ons dorp waar het huisje stond met moeder en zusje. De mensen liepen rond, aten, ploegden, zaaiden, reden paard, sliepen in bedden. Ze maakten lawaai en stonken naar zweet. Maar nu is de geest van de mensen uit de wereld verdwenen, alleen ik ben nog op aarde en ik ruik nergens naar.’

Zij met de meeste honger eten stenen

Jachina hanteert net als in Wolgakinderen het literaire principe show, don’t tell: ze toont zonder verder uit te leggen. Zelfs hongersnood die ze diepgaand onderzocht toont ze in scènes en details, ze onthoudt zich van duiding. De weeskinderen uit De trein naar Samarkand zijn al even onwetend als de dorpelingen uit Wolgakinderen, die niets begrijpen van de communistische ideologie, maar er wel de vreselijke gevolgen van ondervinden.

Passages die suggereren dat alles goedkomt, dat de weeskinderen nu eten hebben en dat het in de trein zelfs leuk is, doen bij vlagen Disney-achtig aan. Maar ze hebben een doel: de gruwel van de historische werkelijkheid wat lichter maken.

De suggesties van een happy end duren nooit lang, want even later zitten we alweer in verhalen over grote honger. ‘Eten is er allang niet meer. Vee en pluimvee zijn in het najaar al geslacht, net als de honden en katten, de muizen en hagedissen zijn allemaal al gevangen. Wat eten de mensen? Van alles en nog wat: ze graven gras op vanonder de sneeuw, ze stampen takjes fijn en koken die. Ze verzamelen dennennaalden, denappels, mos. Degenen die er het ergst aan toe zijn eten al stenen, ­koken soep met zand.’

Diepgeworteld cynisme van het systeem

In het boek staan ook onwaarschijnlijke episodes. Dat Dejev midden in de nacht naar het huis van de geheime politie trekt om eten te eisen voor ‘zijn kinderen’ – een bravourestukje dat hij nog eens herhaalt in een geheime graanopslag – is ongeloofwaardig. Toch hebben ook die passages een literair nut. Ze brengen een avontuurlijke spanning in het verhaal, die uitnodigt om verder te lezen en bieden de kans om onbekende aspecten van de Sovjetrealiteit in detail te tonen.

Zo leren we dat geheim agenten als tijdverdrijf hun geweren leegschieten op vliegen. Ze houder daarmee op als ze ‘echt aan het werk’ moeten, omdat er weer een kar met zacht jammerende mensen is aangekomen. Zo toont Jachina het diepgewortelde cynisme van het systeem.

Wagons vol rottend graan

Tijdens Dejevs doortocht in het geheime graandepot komen we aan de weet dat wagons vol opgeëist graan staan te rotten omdat de logistiek niet werkt, terwijl mensen omkomen van de honger. De hele roman toont de verbetenheid van het systeem om de nieuwe ideologie op te leggen, hoeveel levens dat ook kost.

Eén keer spreekt Jachina zich onomwonden uit, als ze Dejev laat verwoorden waarom hij tijdens de reis zo hard heeft gevochten: ‘Voor de kinderen, die hondenmelk en leemwater drinken, in tonnen en oude affiches gekleed gaan, die hun aangenomen vader moeder noemen. Voor wie de weg hun huis is, en de cholera en scheurbuik hun vrienden. Die de gijzelaars zijn van de vleesmolen van hun tijd, van de honger, de verwoesting en de oorlog. Voor de drie miljoen kinderen die ‘redders’ als Belaja bereid zijn te offeren.’

null Beeld
Beeld

Guzel Jachina
De trein naar Samarkand
Vertaald uit het Russisch door Arthur Langeveld.
Querido; 520 blz. € 24,99

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden