BoekrecensieRoman
De Zuid-Afrikaanse schrijfster Ingrid Winterbach laat je anders naar mensen en de wereld kijken
Roerige tijden van de Zuid-Afrikaanse Ingrid Winterbach schudt je door elkaar en laat je anders kijken. En er valt gelukkig ook veel te lachen.
Ingrid Winterbach (1948) hoort tot de top van de hedendaagse Zuid-Afrikaanse literatuur. Haar regelmatig bekroonde werk omvat meer dan tien romans en is voor een deel vertaald in het Engels, Frans en Nederlands. Maar internationale erkenning is tot nu toe uitgebleven.
Dat kan ermee te maken hebben dat Winterbach niet aan comfort writing doet. Haar romans zijn intrigerend en lopen nooit uit op een rechtlijnige ontknoping. Je waardeert ze om de prikkelende, satirische en intellectueel uitdagende manier waarop ze zijn geschreven. Winterbach weet met woorden zo te jongleren dat ze een andere, verrassende nuance krijgen.
Zoals ze al eerder deed, geeft Winterbach ook nu de hoofdrol aan iemand die werkzaam is in de natuurwetenschappen. In dit geval gaat het om Magrieta Prinsloo, een zoöloog met expertise inzake de regenworm, deftiger gezegd: ‘de evolutionaire ontwikkeling van het fylum Annelida in het Ordovicium’. Zo wordt een banaal wezen opgewaardeerd tot een ingewikkeld wetenschappelijk fenomeen, en krijgen wij de sleutel aangereikt tot de kern van Winterbachs werk. Ze beweegt zich altijd tussen alledaagsheid aan de ene, en verhevenheid (wetenschappelijk óf mystiek van aard) aan de andere kant.
Het zijn uitersten die ze op elkaar laat inwerken. Het resultaat is dat in alles en iedereen dubbele bodems zichtbaar worden. Niets is wat het op het eerste gezicht lijkt. Nauw daarmee verbonden zijn andere constanten in Winterbachs werk: de hang naar het bovennatuurlijke en de fascinatie voor het toeval dat altijd weer zand in de wetenschappelijke raderen gooit.
Roerige tijden begint ermee dat Magrieta tijdens een depressie de verkeerde medicatie voorgeschreven krijgt. Ze belandt in een manisch-destructieve fase, beledigt het hoofd van de afdeling dierkunde, en ziet haar academische loopbaan in het honderd lopen. Vervolgens keert ze zich tegen vrienden en collega’s. Zelfs haar huwelijk komt op het spel te staan.
Wat haar baan inhoudt, blijft een raadsel
Margrieta weet een nieuwe baan bij een onderwijskundig bureau te vinden, maar gemoedsrust brengt haar dat niet. Onduidelijk is of het bureau echt iets met onderwijs te maken heeft, het kan ook zomaar een organisatie zijn die zich met spionage bezighoudt.
Wat Magrieta’s functie inhoudt komen we nooit precies te weten – ze is veel onderweg en heeft steeds afspraken met ‘agenten’ en geldschieters. Ook haar baas, Markus Potsdam, die op een ochtend zomaar verdwijnt, is één groot raadsel. Wanneer ze naar hem op zoek gaat en daarbij zijn verleden induikt, komt Magrieta allerlei absurditeiten tegen. Zo ontwaart ze op deuren van publieke toiletten steeds een pictogram met een zeppelin, een amoebe en een walvis – boodschappen en sporen van ‘een ondergronds leven geleid onder de radar’. In de hemel ziet ze geen zon meer, maar ‘een reusachtige kut, als het oog van God’. Bij alles wat ze onderneemt vindt ze meer vragen dan antwoorden.
Al met al legt de roman de vinger op de onzekerheid waarmee we in deze tijden moeten leven, het besef dat we lang niet alles kunnen begrijpen, zelfs niet op de momenten van inzicht, hoop en vreugde die het bestaan draaglijk en zinvol maken.
Zo’n moment beleeft Magrieta als ze op een dag een walvis uit zee ziet springen: ‘sierlijk en uitgelaten, hoog in de lucht.’ Dat zo’n reusachtig dier zich met zoveel gratie omhoog weet te verplaatsen en dat één persoon dat ziet, is verklaarbaar. Maar wat het met haar doet heeft iets magisch, iets wat lijkt op de plotselinge verlichting die de grote mystici hebben ervaren. ‘Magrieta laat zich voorover op haar knieën in het zand vallen, komt snel overeind, haar mond gaat open en er komt een vreemd geluid uit haar keel’.
Bij een ontmoeting intrigeren haar iemands vingers of ogen
In deze roman, prachtig vertaald door Robert Dorsman, wordt de plastische kracht die Winterbach eigen is – ze werkt ook als beeldend kunstenaar – zichtbaar in de manier waarop zij landschappen en voorwerpen tekent. Wanneer Magrieta iemand voor het eerst ontmoet, zijn het vooral vingers of ogen die haar intrigeren.
Zo wordt ze bij de kennismaking met de nieuwe secretaresse van Markus Potsdam getroffen door ‘elegante, taps toelopende vingers, met spitse vingertoppen als die van keizerlijke Japanse courtisanes’. De ogen van Jakob, een oude vriend, zijn ‘bruin als in het eerste verfdoosje van een kind’. Als er een grote dode walvis aanspoelt, kijkt ze ‘in zijn melkachtige, uitgebluste oog. Zo anders dan het menselijk oog. Ontroerend om te zien hoe diep het ligt ingebed in de beschermende oogplooi.’ Magrieta is er zo door van slag dat ze, anders dan de omstanders, geen selfies met het dier begint te maken, maar op haar knieën wil neervallen en roepen: ‘IK HEB GEHOORD! IK NEEM KENNIS! IK SLA ACHT!’
Net als in Winterbachs vorige romans komt de spanningslijn hier niet alleen tot stand met behulp van een pakkend verhaal, maar vooral door middel van tegenstrijdige krachten, de zintuiglijke tegenover de rationele, de emoties versus het intellect, de wetenschap tegenover het onverklaarbare. Winterbachs personages – naast Magrieta en de pijnlijk verlegen Markus ook een vreemde vrouw die Magrieta een paar keer tijdens haar middagwandelingen door de wijngaarden tegenkomt – worstelen steeds met een benarde wereld die in het teken staat van verlies, desintegratie en desillusie.
De vreemde vrouw, een soort alter ego van Magrieta, vertelt dat ze in de wijngaarden ging leven omdat ze wilde verdwijnen. ‘Ik wilde mijn leven niet opgeven, begrijpt u, ik wilde af van mijn zélf, het verschrikkelijk veeleisende eigen ik’. Als Magrieta haar weer eens tegenkomt, ditmaal op blote voeten en met een blad in haar hand, zegt de vrouw iets wat herinnert aan de sprong van de walvis: ‘We zijn toch apart – u en ik. Maar er komt een dag waarop u en ik en dit blad een en hetzelfde zullen zijn.’
Van Roerige tijden word je niet rustig, integendeel. Je voelt je wakker geschud, gaat anders naar mensen kijken, anders denken over het leven en het universum, en de onzichtbare lijnen en schakels waarmee alles is verbonden en samenhangt.
En dankzij de relativerende spot waarmee Winterbach de absurde kanten van het leven in beeld brengt, zal je gelukkig ook heel vaak moeten lachen.
Ingrid Winterbach
Roerige tijden
(Die troebel tyd)
Vert. Robert Dorsman
Zirimiri Press;
250 blz. € 21,50