BoekrecensiePoëzie
De ‘lichte dichter’ blijkt nog niet vergeten
Lichte dichters waren in de mode in de jaren tachtig vertelt Ivo de Wijs in het nawoord bij Puntgaaf, waarin hij ‘het mooiste en het grappigste’ van Kees Stip verzamelde. Zodoende trokken hij, Jean Pierre Rawie, Driek van Wissen en nog zo wat dichters samen met Drs. P. door het land om voor te dragen en dan nodigden ze ook wel eens een oudere coryfee uit, zo ook Kees Stip, puntdichter en classicus uit Sellingen, Groningen.
Die kennismaking leidde tot meerdere bezoekjes aan Stip en zijn vrouw Katja waar krentenbollen met rookvlees en witte port werden geserveerd. Kees Stip was genereus, complimenteus, geestig, erudiet en gastvrij maar een mensenvriend was hij niet, aldus de Wijs. In Sellingen vond hij het heerlijk: ‘Hier hoef je alleen de postbode te zien.’
‘Een puttertje placht zonder dralen’
Uit zijn duizenden gedichten koos Ivo de Wijs ‘de Stippiaanse canon’, allereerst de ‘dierdichten’ die Stip publiceerde onder de naam Trijntje Fop. Ik citeer er eentje: ‘Een puttertje placht zonder dralen/ wat hij had gezegd te herhalen/en dus weergalmde het al gauw/ van zijn kijk kijk kom kom nou nou/ Het beest was volgens goede bronnen/als echoputtertje begonnen.’ Stip dichtte licht maar is toch blijven hangen. Deze ‘gedundrukte’ bloemlezing van uitgeverij Van Oorschot belandde direct in de Bestseller 60.
Kees Stip
Puntgaaf
Van Oorschot
280 blz. € 27,50