BoekrecensieFilosofie
Coccia betoogt wel heel intuïtief dat ook wij een metamorfose zijn
Metamorfosen
Emanuele Coccia
vertaling Pieter Boulogne
Octavo, 188 blz., € 19,99
★★
De schrijver
Emanuele Coccia (1976), gepromoveerd in de middeleeuwse filosofie aan de universiteit van Firenze, schreef over Averroes en publiceerde met Giorgio Agamben een bloemlezing over engelen in jodendom, christendom en islam. Later legde hij zich toe op de natuur, onder meer in La vie sensible (2010) en La vie des plantes (2017). Coccia doceert in Parijs.
De stelling
Coccia’s intuïtie is dat er een eenheid bestaat tussen alle levende wezens. Hij nodigt de lezer uit om op een nieuwe manier te kijken naar het ‘mirakel’ van de metamorfose. Al in de zeventiende eeuw maakte kunstenares en entomologe Maria Sibylla Merian fascinerende illustraties van de ontwikkeling van insecten in vier stadia: ei, larve, pop en imago (volgroeid insect).
Dat een pop zich ontpopt tot vlinder, is merkwaardig, want hun lichamen hebben ongeveer niets gemeenschappelijks. De ene kruipt op de grond, de andere vliegt. De ene doet niets anders dan eten, de andere is onophoudelijk met voortplanting bezig. En toch ‘zijn ze hetzelfde leven’. Coccia breidt de metamorfose die typerend is voor insecten dan uit naar andere levende wezens: ook die metamorfoseren voortdurend. Hij beweert dat metamorfose de relatie is die alle soorten met elkaar verbindt.
Bacteriën, virussen, paddenstoelen, planten, dieren: ze zijn allemaal één en hetzelfde leven. Elke soort, ook de menselijke, is de metamorfose van alle soorten die eraan vooraf gingen. Het gaat om hetzelfde leven dat nu in een nieuw lichaam verschijnt, ‘een carnaval van de substantie van de planeet’. ‘Ieder leven is een incarnatie van het niet-levende, een knutselwerkje van mineralen, een verkleedpartij van de rotsachtige substantie die deel uitmaakt van onze planeet (Gaia, de Aarde), die zonder ophouden in ieder petieterig deeltje van haar bonte lichaam haar gezichten en bestaansmodi vermenigvuldigt.’
Het is een raadsel dat insecten in de opeenvolging van de tijd twee verschillende vormen aannemen, dat er twee verschijningsvormen in eenzelfde lichaam bestaan. Ook dierlijke soorten zijn voorbijgaande vormen, eerder dan vaste entiteiten. Elk levend wezen is een tijdelijke verbinding van atomen, je zou kunnen spreken van voortdurende recycling van voorouderlijke materie. Ook vloeien alle soorten in elkaar over omdat ze allemaal stukjes van andere soorten bevatten.
Betogen dat er ook metamorfose bestaat bij dierlijke soorten, is minder evident dan bij insecten. Coccia probeert desondanks hard te maken dat er zich ook hier ‘metamorfose’ voordoet door het fenomeen ‘geboorte’ in stelling te brengen. Daarbij voert hij aan dat een individu aanvankelijk in het lichaam van een ander individu vertoeft, om pas later, bij de geboorte, te metamorfoseren tot een eigen lichaam. Ook ‘voeding’, begrepen als eten en gegeten worden tussen soorten, noemt hij een vorm van metamorfose van het ene lichaam in het andere.
Coccia stelt nadrukkelijk dat het menselijke verbonden is met andere vormen van leven. Hij nodigt de lezer uit om het beeld van de mens als een onafhankelijk en autonoom wezen bij te stellen en te erkennen dat de mens deel uitmaakt van een veel groter geheel.
Redenen om dit boek te lezen
Coccia schrijft nogal lyrisch en uitbundig, wat sommige lezers misschien kan bekoren. Hij heeft zijn boek opgebouwd uit korte hoofdstukjes van een viertal pagina’s, die relatief los van elkaar kunnen gelezen worden.
Redenen om dit boek niet te lezen
Coccia’s manier van schrijven is op zijn zachtst gezegd uiterst intuïtief en in die zin lastig te volgen. Dat hij zijn intuïties aan het papier toevertrouwt zonder geduldig te argumenteren, maakt het allemaal nog vervelender. Als lezer vraag je je dan ook af welk genre deze filosoof bedrijft.
Met een kwinkslag zou je kunnen zeggen dat hij te veel middeleeuwse traktaten heeft gelezen en daarbij aansluit, overgoten met een nogal warrige biologische saus. De steeds herhaalde mantra van ‘Gaia als kracht achter al het levende’ klinkt voor nuchtere lezers bijna als een soort hedendaagse mystiek.