BoekrecensieMuziek
Bob Dylan geeft uniek inkijkje in zijn brein én de popgeschiedenis
In zijn nieuwe boek onthult Bob Dylan zijn muzikale inspiratiebronnen, en nodigt hij de lezer uit zelf de popgeschiedenis in te duiken.
Bob Dylan (81) zal tijdens zijn lange loopbaan duizenden interviews hebben gegeven, vele ongetwijfeld zeer informatief. Maar wie echt door wil dringen in het (muzikale) brein van de legendarische singer-songwriter doet er goed aan zijn nieuwe boek The Philosophy of Modern Song te lezen.
In het boek, zijn eerste met nieuw werk sinds het autobiografische Kronieken uit 2004, geeft Dylan zijn visie op 66 popsongs. Daarbij ligt de nadruk op nummers uit de jaren vijftig en zestig.
Slechts vier zangeressen
Het eerste wat opvalt is dat vrouwelijke popartiesten blijkbaar geen grote rol spelen in Dylans popwereld. Slechts vier zangeressen komen aan bod en zelfs beroemde generatiegenoten als Joan Baez, Aretha Franklin en Janis Joplin hebben geen plaatsje gekregen in het boek.
En de manier waarop hij over vrouwen schrijft, stemt ook al niet vrolijk. Zo omschrijft hij de vrouw uit het nummer Witchy Woman met de woorden: ‘De lippen van haar kut zijn een stalen valstrik en ze smijt koeienpoep over je heen’. En bij Cheaper to Keep Her gaat Dylan los in een pleidooi voor polygamie en vraagt zich af: ‘Welke vertrapte vrouw zonder toekomst, slachtoffer van de grillen van een wrede samenleving, zou niet beter af zijn als een van de echtgenotes van een rijke man?’
Mislukkeling in de grote stad
Wie deze bevreemdende uitbarstingen naast zich neer kan leggen, vindt in The Philosophy of Modern Song een boek waarin je het gevoel krijgt in het hoofd van Dylan te kruipen. Zo gaat het nummer Detroit City volgens hem over een verloren zoon, die is afgereisd naar de grote stad maar daar niet het gedroomde leven heeft gevonden: ‘Thuis denken ze dankzij de kaartjes en briefjes die je hebt gekrabbeld dat je hier een hele vent bent, dat alles op rolletjes loopt, maar zo is het niet. Je bent hier een mislukkeling en je torst de schaamte als een loden last.’ Dylan beschrijft het zo invoelend dat je je meteen afvraagt of dit ook is hoe hij zich voelde in zijn eerste maanden in New York.
Daarnaast biedt het boek ook de gelegenheid om meer te weten te komen over Dylans visie op kunst. Zo poneert hij bij Nina Simones Don’t Let Me Be Misunderstood, over het gevoel dat je niet kunt doordringen tot een geliefde, ook de stelling dat je er niets aan hebt wanneer je kunst begrijpt. ‘Misschien heb je wel baat bij begrip van de context van een schilderij als Het vlot van de Medusa van Théodore Géricault of als je je laat prikkelen door de uit de krantenkoppen geplukte energie van een nieuw werk van Banksy, maar in beide gevallen is er ook altijd plaats voor jouw gevoelens, voor jouw mening.’
is Come on-a my house echt zo verleidelijk?
Maar er is nog iets wat dit boek lezenswaardig maakt. Want met zijn verhalen prikkelt Dylan de lezer ook om de songs zelf nog eens te onderzoeken. Come on-a my house van Rosemary Clooney is volgens hem een verleidingssong, die bij hem associaties met rijp fruit oproept. Het lijkt een duidelijke verwijzing naar het Hooglied uit de Bijbel en het maakt dat je het nummer meteen op Spotify gaat opzoeken om te horen of de song inderdaad zo verleidelijk is als Dylan suggereert.
Zo biedt The Philosophy of Modern Song niet alleen inzicht in Dylans muzikale inspiratiebronnen, maar is het boek ook een uitnodiging om zelf nog eens in de popgeschiedenis te duiken.
Bob Dylan
The Philosophy of Modern Song
Spectrum; 352 blz. € 27,99