null Beeld

PoëzieJanita Monna

Antjie Krog is nog altijd een van de belangrijkste dichters van onze tijd, bewijst ze met deze nieuwe bundel

Janita Monna

In haar nieuwe bundel Plundering laat Antjie Krog zien wat er verandert met het ouder worden, maar ook hoe ze haar plek tussen ‘de woedende scharnieren van de wereld’ blijft bevragen.

Liefst rekenen we de Zuid-Afrikaanse dichter Antjie Krog ook een beetje tot de Nederlandse literatuur. De dichter van een snoei-eerlijk, so­ciaal bewogen oeuvre kreeg niet voor niets in 2018 de Gouden Ganzeveer voor haar ‘betekenis voor de Nederlandse taal’. Maar stel dat ze pak ’m beet in het Drentse Hooghalen was opgegroeid, in plaats van tussen koperborsten en blauwwangbijeneters. Wat, zo stelt ze zichzelf voor, ‘als dit/ mijn dagelijks uitzicht was: als natheid en klamheid, kristalkille// lucht en mist en veilige zonloosheid mijn vroegste taal had geschapen?’ Wat voor mens, wat voor dichter zou ze zijn geweest?

Het had weinig goeds gebracht, schrijft ze nietsontziend in Treinreis van Groningen naar Amsterdam: ‘in deze grijze stilte zou ik het meedogenloos ironische// kutwijf zijn geweest dat ik (eigenlijk) ben’.

Leven in verbondenheid

Het gedicht staat in Plundering, dit voorjaar verschenen in Nederlandse vertaling – haar vertalers dragen eraan bij dat Krog óók in het Nederlands zo’n goeie dichter is.

Geen mens leeft alleen voor zichzelf, laat Krogs steeds weer overdonderende werk zien. Bestaan doe je in verbondenheid, met man, familie, kleinkinderen, voorouders, de plek waar je opgroeide, het land dat je vormde, de wereld waarin je je beweegt.

Een whatsapp-groep om niet mét, maar óver je te praten

Krog is inmiddels de zeventig gepasseerd en niet alles gaat meer vanzelf, ook schrijven niet: ‘naar me toe komt het gewoon niet meer/ vroeger was ik een met hen die brandden/ als mijn stem de boodschap nu dwingend wil laten horen/ siddert ze akelig klef van compassie en vergiffenis’.

Dat is veel te kritisch. Wel laat ze onverbloemd zien wat er verandert met het ouder worden. Hoe hartstochtelijke liefde plaatsmaakt voor een gevoel van ‘we hebben elkaar nog/ hoeveel dat waard is’. Dat langzaam haar rol binnen de familie verandert: ‘wanneer je kinderen een whatsapp-groep beginnen/ niet om mét je, maar óver je te praten/ dan weet je wel hoe laat het is’.

Maar vooral blijft ze haar plek als dichter tussen de ‘de woedende scharnieren van de wereld’ scherp bevragen. Ze stelt de kwetsbare positie van vrouwen in Zuid-Afrika aan de kaak; vraagt zich af hoe haar land verder kan, zonder het geweten van Desmond Tutu; onderneemt een confronterende, veelstemmige zoektocht naar de ‘witte blik’ – ‘…misschien proberen we alleen maar te onderzoeken/ hoe we elkaar zien, naar elkaar kijken’.

Krog laat onverminderd zien een van de belangrijkste dichters van deze tijd te zijn.

#WegmethetCollegegeld – oktober 2015

(…)

ik zie een student
zijn armen vol stenen
rinkel de kinkel
gooit hij elke ruit van het geografiegebouw aan diggelen

ik loop langs
een garagedeur op de campus
waarop met verf gespoten staat:
fuck the whites

ik woon een vergadering bij
waar door een microfoon in het gezicht van de rector wordt geschreeuwd
studenten eisen extra gigabytes, maandverband, medische zorg
een kamer, gratis onderwijs vanuit een gedekoloniseerd leerplan

ik zie de Tsodiloheuvels in ijs gebeiteld
glanzen door mica en kleurgesteente
een koperen armband in de ondergaande zon van de Kalahari
rots die zich heeft ontdaan van alles wat kan verweren

ik zie, dan zíé ik in de verte ineens die elandantilope delicaat
in rots gegoten geknield voor contouren grootser dan alle goden
ontroerd geraakt here god, schoonheid zingt altijd zo weerloos
ernaast heft de giraffe zijn kop en begint de lichte rotsspleet te eten

dit is het Louvre van de Kalahari, de Steen van Rosetta
hoor ik langs de paadjes dalen twee bloeddonkere
neushoorns af, hun hoorns heffend tegen de rotsige afgrond
ik zie penismannetjies en witte antilopen

de roestkleurige olifant, het zebraatje, pasteltinten
stromen van de rotsen een gemsbok vlucht
uit een spleet iets heeft iets liefgehad
giraffes galopperen langzaam de rots op

ik zie steltkluten
en laat op een middag in Shakawe
een zwerm maraboes met geïrriteerde
ballastlijkende lellen, een bevallige langtenige

lelieloper met witte keel, een nootbruine
hamerkop, een koor heilige ibissen
ja, met een wip en een trap zeilt Huppel
over de pollen, huppel huppel over de grasjes

trippel trippel over de plasjes hij zeilend die kant
op en de wolken reilend de andere kant op en de wind
plukt aan zijn kuif midden in de wereld
midden in een vallei woonde een vrolijk ventje

bij zijn opa
zijn naam was Huppelkind
van Aan-die-Beek van Krom-en-Skeef

godbetert kunnen we in dit land alleen in verwarring leven
zelfs gedichten krijgen niets meer met elkaar verweven

Antjie Krog

null Beeld

Antjie Krog
Plundering
Vert. Robert Dorsman en Jan van der Haar
Podium; 208 blz. € 24,99

Janita Monna (1971) is journalist en recensent. Ze was redacteur bij Poetry International en nam het initiatief voor de jaarlijkse Gedichtendag. Voor Trouw schrijft ze over poëzie.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden