De jaren tien waren de jaren van Mark Rutte. Zijn pragmatische stijl van politiek bedrijven is vaak verguisd als handigheidje, kritiek die Rutte niet onberoerd laat. ‘Je moet je als premier realiseren: je oren zijn groter dan je mond.’
Er zijn weinig plekken op het Binnenhof waar het rustiger is dan in het Torentje van premier Mark Rutte. Een paar snaterende eenden in de Hofvijver, dat is het enige geluid dat er doordringt. Aan de overkant van de vijver slenteren toeristen onder de statige bomen. Een zacht briesje trekt rimpels in het water. Je zou op deze plek niet vermoeden dat deze dag de buitenwereld op zijn kop staat, met boerenprotesten en politiek tumult.
Als uitvalsbasis van een van de langst zittende premiers van Europa is het Torentje een merkwaardige plek, een plek die aardig weerspiegelt dat in Nederland een minister-president altijd relatief weinig macht heeft gehad. De premier leidt het kabinet, maar is niet de baas. Vanachter zijn bureau kan de premier het parlement niet zien, hij zit feitelijk ergens weggestopt. Om in zijn werkkamer te komen, moet hij een paar smalle trappen opbenen, diep in het gebouw van het ministerie van algemene zaken, en door een kamertje laveren. Zo heeft Rutte het zelf ook graag. Pogingen van anderen om zijn ministerie uit te breiden, wijst hij resoluut van de hand.
Met grote passen is hij binnen komen snellen, een paar blaadjes vol notities en zijn eeuwige Nokia-telefoon in de hand. “Hé!” zegt hij enthousiast. De telefoon is zijn echte kantoor, in het Torentje is hij sowieso zelden. Er staat geen televisie, geen computer. Rutte heeft negen jaar lang zijn premierschap al bellend ingevuld, onderweg van het ene overleg naar het andere.
Het interview vindt plaats vlak voor het kerstreces, op een dag waarop alle politieke en maatschappelijke spanningen van dit jaar tot het kookpunt lijken te komen. Later die middag zal Menno Snel aftreden als staatssecretaris van financiën, vanwege het debacle rond de kinderopvangtoeslag. Hij is de tiende bewindspersoon die deze premier sinds zijn aantreden in 2010 noodgedwongen ziet vertrekken.
Rutte zit er volkomen ontspannen bij. Juist deze ochtend schrijft Trouw dat boeren als nieuwe vorm van protest suggereren om het Torentje te bestormen of om de redactie van Trouw gijzelen. Als grap zegt Rutte: “Nou, dat kunnen ze nu in één keer doen”.
U bent niet ongerust over zo veel onrust in het land?
“We zijn met de afspraken met de boeren juist een heel eind! Het is nu zaak om uit de sfeer van acties te komen en naar de uitvoering te gaan kijken.”
Wij willen met u terugblikken op negen jaar premierschap. Toen u in 2010 begon, was u de eerste liberale minister-president in 92 jaar. Hangt daarom een groot portret van Pieter Cort van der Linden boven uw bureau?
“Absoluut, dat portret heb ik zelf opgehangen. Cort is voor mij, net als Thorbecke, de politicus van pragmatisme en dadendrang. Hij kijkt over mijn schouder mee of ik het een beetje goed doe. Cort was de laatste liberale premier voor ik deze baan kreeg, van 1913 tot 1918, vijf jaar. In termen van groot staatsmanschap hoort hij in de topvijf, vind ik, samen met Johan de Witt, Johan van Oldenbarnevelt, Thorbecke én Drees. Ik kan ze vanaf deze plek allemaal zien. De eersten als standbeeld buiten, als ik uit het raam kijk. Van de anderen heb ik hier in het Torentje een beeld of portret.
“Trouwens, wisten jullie dat Cort van der Linden al in 1913 een poging heeft gedaan een kabinet te vormen met de SDAP, de voorloper van de PvdA? Vergeefs, maar heel bijzonder!”
Toen u begon, nam u zich voor: zo wil ik het ook gaan doen?
“Ik nam me vooral voor om te luisteren. In Nederland is er geen harde macht, alleen mensen met functies en rollen. Wij zijn een polderland waar je alleen politieke doorbraken bereikt als je niet zelf praat, maar vooral luistert naar anderen. Dat zag Cort van der Linden honderd jaar geleden al heel scherp. Je moet je als premier realiseren: je oren zijn groter dan je mond. Je moet niet zozeer luisteren naar wat iemand letterlijk zegt, maar naar de boodschap die erachter steekt. Alleen dan kun je achterhalen wat voor iemand belang-rijk is, waar de ruimte voor compromissen zit.”
Hij schiet in de lach. “Nou, dat heb ik deze negen jaar wel een paar keer moeten doen, haha! Mijn kabinetten hebben niet echt stabiele meerderheden gehad.”
Als één ding uw premierschap kenmerkt, is het uw lenigheid. U kunt met elke partij samenwerken.
“Die term plakken anderen erop. Ik vind het geen lekker woord, vanwege de negatieve connotatie. Lenigheid wekt de indruk dat ik alleen maar een procesbegeleider ben, zonder eigen kern en of stevig vertrekpunt. Misschien zit daar mijn irritatie. Ik zit in de politiek, omdat ik dingen wil veranderen. Ik vind zelf óók iets, hè? Als ik geen politicus zou zijn, schreef ik boze brieven naar De Telegraaf of Trouw. Mijn taak is nu eenmaal om coalities te bouwen en rekening te houden met de opvattingen van anderen.
“Ik ben geen Boris Johnson, die momenteel misschien wel de machtigste regeringsleider is in een westerse democratie. Die is machtiger dan de Franse en de Amerikaanse president. Dat is ook wel lekker! Maar geef mij maar Nederland. Hier kunnen kleine partijen ook hun accenten zetten, van de SGP tot de Partij voor de Dieren. Die boom and bust van de Britse en Amerikaanse politiek hebben wij gelukkig niet. Wij zijn gelijkmatiger, en daardoor stabiel, rijk, betrouwbaar, voorspelbaar – een tikje saai, maar dat is juist fijn.”
Omschrijft u nu uzelf?
“Nee, nee, hou op! Ik zou me er niet voor schamen als anderen het over me zeggen, maar ik zou het nooit over mezelf zeggen. Ik heb wel geleerd: nooit jezelf recenseren.”
RUTTE I (2010-2012)
Coalitie van VVD en CDA, met vanaf de start een minderheid in Tweede en Eerste Kamer. Het verbond bleef moeizaam intact met PVV-gedoogsteun en SGP-lijm. Het kabinet sneuvelde in het Catshuis, na mislukte onderhandelingen met Geert Wilders over bezuinigingen.
Uw eerste kabinet was een vreemd verbond met de PVV als gedoogpartner. Waarom profileerde u zich bij de start niet als verbinder, maar als premier van een kabinet ‘waar rechts Nederland zijn vingers bij aflikt’?
“Had ik toen moeten zeggen: hier sta ik, de premier van alle Nederlanders? Moet ik dat echt apart benoemen? Dat spreekt toch vanzelf, dat is elke premier. Gut ja, Rutte I was voor 80 procent het VVD-programma. Dat was wel bijzonder, bedoelde ik. Daar moest je ver voor terug in de tijd. Tegelijk besefte ik terdege: de VVD had maar 20,5 procent van de stemmen. Dat is de nieuwe werkelijkheid: wij zijn de kleinste grootste partij in de geschiedenis.
Al die kiezers die niet op mij hebben gestemd, moeten óók voelen dat ik dit voor alle mensen doe.”
De val van uw eerste kabinet was eigenlijk het enige moment in negen jaar dat het politiek spaak liep. Hebt u daar iets van geleerd?
“Ik heb heel veel geleerd in deze negen jaar, maar hier viel niet veel van te leren. Wilders is weggelopen, dat heb ik hem nog heel vaak aangewreven. Dat een kabinet valt, is altijd een risico. Dat kan ook met dit derde kabinet gebeuren. Ik verwacht het overigens niet en ik zie ook geen aanleiding. De rit uitzitten is nooit een doel op zich, dan wordt het iets amechtigs. Er vielen destijds geen concessies te doen aan de PVV, die niet bereid was te bezuinigen toen dat nodig was, toen de economie zo snel achteruit ging. Met de PvdA was daarna, nadat er nieuwe verkiezingen waren geweest, gelukkig wel snel overeenstemming. Het belangrijkste doel van de politiek is uiteindelijk altijd veiligheid en banen.”
Is dat niet een erg smalle opdracht voor een politicus, veiligheid en banen? De maatschappelijke onrust is toch veel breder, toen al en nu nog steeds?
“Het gaat wel degelijk in de kern altijd om veiligheid en banen. Nog steeds. Met veiligheid bedoel ik ook: kunnen mensen hun leven blijven leven. Met banen bedoel ik: kunnen jij, je kinderen en kleinkinderen je talenten laten zien in een baan? Daar is een sterke economie voor nodig, om onze welvaart vast te houden, terwijl Nederland erg afhankelijk is van de wereldconjunctuur. Ook de huidige problemen zijn terug te voeren op veiligheid en economie. De boeren bijvoorbeeld willen hun bedrijf kunnen doorgeven aan de volgende generatie.”
Uw slogan was lange tijd ook: meer economie, minder overheid. Veel van de protesten gaan juist over het verwaarlozen van publieke taken.
“Ik ben er altijd huiverig voor geweest dat mensen zeggen: ik heb een probleem, wat doet de overheid voor mij om het op te lossen? Maar ik ben niet tegen een goede overheid.”
RUTTE II (2012-2017)
Coalitie van VVD en PvdA. Minderheid in de Eerste Kamer, verloor halverwege de rit ook de meerderheid in de Tweede Kamer. Periode van de bevriende oppositie (D66, ChristenUnie, SGP), het neerstorten van de MH17, de financiële en de vluchtelingencrisis en het referendum over het Oekraïne-verdrag, dat Rutte oploste via een geitenpaadje en met een inlegvel.
Met PvdA-fractievoorzitter Diederik Samsom kon u zo goed opschieten, het leek wel een politieke verliefdheid. Tekent dat uw wendbaarheid?
“Lucky TV maakte een hilarisch filmpje dat nogal ontspoorde, over ons optreden bij ‘Pauw’. Het bleef puur platonisch, hoor! Met Samsom ben ik nog steeds bevriend. Zijn opvattingen staan ver weg van mij, hij is sociaal-democraat. Als persoon staat hij dichtbij me; dat je niet alleen in de politiek zit voor jezelf. We deden beiden vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld. Daarin herkenden we iets. Hij deugt echt.”
Kan uw tweede kabinet, met de linkse PvdA, de boeken in als het meest overzichtelijke en hechte kabinet dat u heeft geleid?
“Dat was een hechte club. Ik ben er trots op dat het ons is gelukt om Nederland sterker uit de economische crisis te laten komen. We zijn de snelst groeiende economie van dit deel van Europa, er zijn buffers om nieuwe klappen op te kunnen vangen. Het was een mooi kabinet, maar maatschappelijk waren het verschrikkelijke jaren. Echt verschrikkelijk, met de werkloosheid, de enorme financiële crisis, MH17, de wereld die steeds instabieler werd.”
Ons valt op dat u veel pro-Europeser bent geworden in die jaren. Kwam dat misschien ook door de goede band met de Duitse bondskanselier Angela Merkel?
“Angela Merkel is de enige collega-regeringsleider van wie ik hier een foto heb staan. Ik geloof in het algemeen niet in rolmodellen, maar zij inspireert zeker. Zoals zij Schritt für Schritt de grote hangijzers oplost. Met haar kan ik ook eens even verder praten dan alleen over het formele onderwerp dat op tafel ligt. Ook over de functie van het premierschap, waarin het soms eenzaam is. Niet veel van mijn voorgangers in Nederland zijn in leven, dus het is wel-eens prettig dat je een buitenlandse collega hebt om mee te praten.
“Een van de mooiste momenten in mijn premierschap was toen ik maart 2016 met Merkel samen de Turkije-deal sloot, waarbij afgesproken werd dat Turkije ervoor zou zorgen dat Syrische vluchtelingen opvang kregen in de regio. Een maand eerder zaten we op het Catshuis, met de landkaart van Turkije op tafel, samen met de Turkse ambassadeur. Vanaf welke kustplaatsen vertrokken de bootjes? Was dat een haven waar we grip op hadden, omdat de AK-partij van premier Erdogan daar de burgemeester leverde, of de oppositie? Zo hebben we zitten puzzelen, om te voorkomen dat er nog meer mensen zouden verdrinken op de Egeïsche Zee. We hebben de rest van Europa overrompeld en verbijsterd met die deal. Het was heftig, verschrikkelijk dat het nodig was, maar het werkte.
“Die instabiele wereld waarin we nu leven, heeft bij mij inderdaad geleid tot een iets andere manier waarop ik naar Europa kijk. Pro-Europeser? Nee, nee, absoluut niet. Eerder een nieuwe manier waarop ik Europa definieer. Het is meer dan markt en munt. Europa moet een grotere rol durven spelen in de wereld, heb ik dit jaar gezegd in de Churchill-lezing in Zürich. Er zijn zo veel nieuwe onzekerheden in de wereld, dat wij met onze huifkarren in de kring moeten gaan staan. Maar dat is heel pragmatisch, hoor. Ik heb verder nog steeds geen enkele emotie bij Europa. Nul. Ik krijg niet opeens gevoelens bij de EU-vlag.”
RUTTE III (2017- )
Coalitie van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie. Verloor onderweg de meerderheid in Tweede en Eerste Kamer.
De aanvankelijke blijdschap vanwege grote akkoorden over pensioen en klimaat is overschaduwd door een Pfas- en stikstofcrisis en aanhoudende onvrede in het onderwijs en de zorg. Overal in het land broeit onrust. U bent een politieke probleemoplosser, maar die maatschappelijke problemen lost u niet op. Waar gaat het mis?
“Nou, ik weet niet of het echt misgaat. Die onvrede is ook logisch. We hebben nu een arbeidsmarkt die zo goed functioneert dat er tekorten ontstaan. Die problemen los je niet overnight op. Voor het onderwijs is het belangrijk dat parttimers meer gaan werken, dat er meer zij-instromers komen. Met de cao’s gaat het de goede kant op. Er is geen magic wand, geen toverstokje dat alle problemen even oplost.”
U zegt dat die onvrede logisch is. Dan zie je die toch aankomen?
“Nee, dat is niet waar. Je weet natuurlijk wel dat, als de economie aantrekt en de werkloosheid daalt, er frictie op de arbeidsmarkt komt. Wat wij als overheid kunnen doen, is banen zo aantrekkelijk mogelijk maken en het werk promoten. Ik sta zelf twee uur per week voor de klas. Mij zul je alleen maar positief over het lerarenvak horen praten. Ik snap heel goed dat mensen zeggen: ‘Hé Den Haag, wij willen aandacht, wij protesteren’. Het kabinet hoort ze. We zijn er echt mee bezig.”
Dat zijn nog tastbare problemen.
U noemt niet de Pfas-kwestie of de stikstofcrisis. Die zijn diffuser, misschien zelfs ongrijpbaar.
“Wat ik zwaar vond, ook persoonlijk, was dat we als kabinet dingen nog aan het uitlijnen waren terwijl ondertussen lieve en hardwerkende mensen hun baan dreigden kwijt te raken. Ik heb dat als een enorme druk ervaren. Dan zie je dat de politiek vooral goed is in wetten maken voor de langere termijn en veel minder goed in kortetermijnoplossingen bedenken.”
Uw werk is polderen en compromissen sluiten. Als bijna driekwart van de boeren niet gelooft dat Nederland een stikstofprobleem heeft, zoals uit onderzoek van onze krant blijkt, dan kunt u toch onmogelijk een compromis bereiken?
“Tja, ik kan daar niet zo veel mee. Ik respecteer dat boeren dit zeggen, maar dat is het dan. Er is wél een stikstofprobleem. Iedereen heeft een eigen keuze om met de feiten om te gaan. Er zijn ook mensen die zeggen dat er geen probleem is met de opwarming van de aarde. Het is een vrij land.”
Is de grote opdracht voor het kabinet op dit moment niet dat de mensen ervan overtuigd moeten worden dat bepaalde dingen radicaal anders moeten?
“Niet radicaal, absoluut niet radicaal.”
Dat gevoel leeft wel.
“Maar het is niet zo. Wij verloren dit voorjaar als VVD de Statenverkiezingen, omdat we het Klimaatakkoord niet af hadden. We deden te lang over dat CO2-plan. Daardoor hadden we bij de verkiezingen niet scherp voor ogen hoe we aan Nederland konden vertellen dat je niet je huis uit hoeft, niet je auto moet inruilen en niet je vakantie hoeft af te zeggen. Pas in juni, toen het akkoord er lag, begrepen mensen dat er niet enorme haast is. Dat het land niet radicaal op de schop moet. Hetzelfde geldt voor stikstof. Ja, we gaan overdag honderd rijden. Voor het overige zijn het maatschappelijke transformaties en die kosten tijd. We zijn in de jaren zestig ook niet opeens van aardolie overgestapt op gas.”
U zegt met enige regelmaat dat Nederland zo’n gaaf land is.
“Ja, absoluut. Gaafste land ter wereld.”
Vindt u dat u Nederland in die negen jaar gaver heeft gemaakt?
“Daar moet ik nooit op antwoorden! Nee, anderen moeten dat bepalen. Ik was vanmorgen bij een internationale organisatie hier in Den Haag. Een Deen vertelde me: ‘Nederland is helemaal af’. In het buitenland vinden ze ons echt een gaaf land. Wij weten natuurlijk beter, ook een gaaf land is niet perfect. Er is nog verschrikkelijk veel te doen.”
Moet Rutte worden herinnerd als de premier van de grote omslag in het klimaatbeleid?
“Als ik wegga, hoop ik dat mensen zeggen: ‘Hij heeft zijn best gedaan, hij deed het niet voor zichzelf’. En ik hoop dat ze een beetje mild zijn.” Hij lacht.
RUTTE IV
Ruud Lubbers was de langstzittende premier (4307 dagen). Mocht Rutte (3360 dagen) een vierde kabinet formeren, dan haalt hij Charles Ruijs de Beerenbrouck en Willem Drees in en kan zij zelfs recordhouder worden.
“Ik weet wat jullie willen zeggen. Wanneer stop je nou een keer? Donder eens op, man!”
U maakt niet de indruk het al een beetje zat te zijn in dit Torentje.
“Als ik vandaag moet besluiten, ga ik door. Maar ik moet dat een half jaar voor de verkiezingen doen. Dan heb je een overzichtelijke periode voordat we naar de stembus mogen. Nu heb ik geen seconde twijfel, maar de VVD moet het ook nog leuk vinden, hè.”
Laten we het eens omdraaien. Waarom zou u níet verder willen? Merkel is nu veertien jaar kanselier, tien jaar hoeft geen eindstation te zijn.
“Ja, dat is een goeie vraag. Jullie kennen het verhaal van Konrad Adenauer? Hij liep ooit over straat met zijn kleinzoon. Adenauer was al over de tachtig, maar nog steeds de bondskanselier. De kleinzoon zei: ‘Opa, ik wil later ook premier worden’. Waarop Adenauer zei: ‘Jongen, je weet toch dat er niet twee personen tegelijkertijd bondskanselier kunnen zijn?’ Maar het moet niet over mij gaan, joh, ik ben ook maar een radertje in het geheel.”
Een radertje dat ook maar een baantje vervult.
“Ja, dat heb ik weleens gezegd, maar dat doe ik niet meer. Het is ook niet slim. Het premierschap is een ambt, waarin je goed kunt doen, maar door het een baantje te noemen relativeer je dat te veel. Ik wil mezelf klein houden, maar het ambt er niet in meesleuren. Ik leer ook.”
Lees ook:
Laat de politiek in het nieuwe decennium het initiatief durven nemen
Nu weet ik niet wie er pleit voor de overheid als geluksmachine, dat is wel heel communistisch, maar ik weet wel dat de koers die Rutte insloeg van de overheid vaak een ongeluksmachine heeft gemaakt.
‘Gewoon alles maximaal perfect doen’, dat is wat Cora van Nieuwenhuizen wil
Ze wilde genieten van de kinderen, de politiek was ‘iets voor erbij’. Leidt de loopbaan van VVD-minister Cora van Nieuwenhuizen - die van de Stint en de 130 kilometer - haar uiteindelijk naar het Torentje? Waarom niet, zei ze zelf dit jaar. ‘Maar Mark mag van mij nog even doorgaan.’