Wetsvoorstel
Einde in zicht voor tijdelijke huurcontracten
Onder hoge druk is een compromis tot stand gekomen over tijdelijke huurcontracten. Die worden grotendeels uit de wet geschrapt.
Tijdelijke huurcontracten worden weer een uitzondering. Na een langlopend debat in de Tweede Kamer, voorafgegaan door intensief overleg achter de schermen, hebben PvdA en ChristenUnie genoeg steun gekregen voor een initiatiefwetsvoorstel waarin zij dit willen regelen.
Om de steun van het CDA te krijgen, nodig voor een meerderheid, moesten de twee initiatiefnemers wel een extra uitzondering in hun wet opnemen: ook mensen die gaan samenwonen, maar de woning die ze achterlaten nog niet willen verkopen, mogen die met een tijdelijk contract verhuren.
PvdA en ChristenUnie zagen sabotage
Dit compromis kwam tot stand onder grote druk. Het CDA had aanvankelijk, samen met de VVD, een amendement ingediend dat de deur voor tijdelijke contracten veel verder openhield. Dat zou particuliere huiseigenaren het recht geven om aan huurders een tijdelijk contract te geven als ze van plan zijn de woning later te verkopen.
Onaanvaardbaar, zeiden PvdA en ChristenUnie. Zij dreigden hun wetsvoorstel in te trekken als dat VVD-CDA-amendement werd aangenomen. Omdat dat het CDA te ver ging, trok CDA-Kamerlid Inge van Dijk haar steun aan dat amendement in. Daardoor zal het wetsvoorstel dinsdag bij de stemming hoogstwaarschijnlijk genoeg steun krijgen.
De Kamer had uiteindelijk, vrij uitzonderlijk, drie debatrondes nodig voor de behandeling van het voorstel van Henk Nijboer (PvdA) en Pieter Grinwis (ChristenUnie). Na het aanvankelijke slot van het debat, vier weken geleden, maar nog voor de stemming erover, kwamen VVD en CDA met amendementen die het voorstel volgens Nijboer en Grinwis onderuithaalden. Zij spraken zelfs van ‘sabotage’. Dat conflict maakte heropening van het debat noodzakelijk.
Evaluatie pakte negatief uit
Tijdelijke huurcontracten (voor maximaal twee jaar) zijn mogelijk sinds 2016. De bedoeling was destijds dat zulke contracten een uitzondering zouden blijven, maar uit een evaluatie bleek dat vooral particuliere huisbazen ze op grote schaal gebruiken.
Niet alleen daarom wilden PvdA en ChristenUnie van de tijdelijke contracten af. Want ook in andere opzichten pakte de evaluatie negatief uit. Het aanbod aan huurhuizen is dankzij die tijdelijke contracten niet aantoonbaar gegroeid, zoals de bedoeling was. Wel hebben zulke contracten de huren opgejaagd, omdat huisbazen bij elk nieuw contract de huurprijs opnieuw kunnen verhogen.
Ook bleek dit soort contracten de ‘woononzekerheid’ te vergroten en de machtsverhouding tussen verhuurder en huurder verder scheef te trekken. Huisbazen gebruiken zo’n tijdelijk contract vaak als een soort ‘proeftijd’, dus wie lastig is, zet verlenging van z’n contract op het spel.
Ook minister De Jonge tevreden met uitkomst
Maar wat nou, vroegen VVD en CDA zich af, als iemand een huis erft en niet meteen weet of hij het wel of niet wil verkopen? Of als een eigenaar voorziet dat hij over een paar jaar een familielid in z’n huis wil laten wonen?
Op dat laatste punt kwamen Nijboer en Grinwis hen tegemoet, maar tegen de VVD-CDA-wens om ook tijdelijke contracten mogelijk te maken als een eigenaar van plan is zijn huis na een paar jaar te verkopen, verzetten zij zich met kracht. Volgens VVD’er Peter de Groot maakte zijn voorstel ruimte voor zo’n 10.000 tijdelijke contracten per jaar; Grinwis en Nijboer vreesden dat bij een paar honderdduizend woningen de huisbaas zo’n tijdelijkheidsclausule in het contract zou opnemen.
Uiteindelijk legde CDA’er Van Dijk zich neer bij het standpunt van PvdA en ChristenUnie, omdat anders het hele wetsvoorstel zou sneuvelen, terwijl ook het CDA vindt dat vaste contracten weer de norm moeten worden, en tijdelijke dus een uitzondering. Ook minister Hugo de Jonge bleek zich aan het slot van het debat te kunnen vinden in deze uitkomst.
Lees ook:
Huis in de verkoop, huurder op straat. Volgens VVD en CDA moet dat kunnen
Huurcontracten voor onbepaalde tijd moeten de norm worden, vindt de Tweede Kamer. Maar CDA en VVD willen uitzonderingen, die tijdelijke contracten toch weer op grote schaal blijven toestaan.