null Beeld Suzan Hijink
Beeld Suzan Hijink

Wetsvoorstel

Een partijverbod, moet je dat wel willen? Met die vraag worstelt de politiek al meer dan honderd jaar

Het kabinet komt met een wetsvoorstel om politieke partijen te verbieden. Waarom nu? En wat kunnen we leren van het verleden?

Wilfred Scholten

Mag de democratie beschermd worden door een ondemocratisch politieke partij te verbieden? Met die vraag worstelt de Nederlandse politiek al meer dan honderd jaar.“Ik ben er niet dol op”, zegt Joop van den Berg, oud-PvdA-senator en kenner van onze parlementaire geschiedenis. “Het moet kunnen, maar beter is het om partijen met ondemocratische gedachten in het debat te bestrijden.”

Anderen zijn al even huiverig. Jon Schilder, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Vrije Universiteit, vindt ook dat het moet kunnen, maar vindt het wel ‘griezelig’. “Je kunt de democratie in gevaar brengen. Er zijn mensen die zeggen: begin er niet aan en dat snap ik.”

Hoe gevoelig ook, het kabinet komt met een wetsvoorstel waardoor het mogelijk wordt partijen te verbieden die de democratische rechtsstaat willen ‘ondermijnen of afschaffen’. “Het is een laatste redmiddel om partijen te stoppen die de democratie kapot willen maken”, zegt minister Hanke Bruins Slot (binnenlandse zaken) bij de presentatie van het voornemen.

Het wetsvoorstel komt niet uit de lucht vallen. Al jaren wordt erover gesproken en het was Johan Remkes die in 2018 als voorzitter van de commissie parlementair stelsel het kabinet adviseerde dat een partijverbod in deze tijd nodig is. Hoe stabiel de democratie in ons land ook is, schrijft de commissie in het eindverslag, ‘toch zijn er aanwijzingen dat de Nederlandse democratische rechtsorde wordt bedreigd door gevaren van buiten en binnen’. Te denken valt aan terrorisme, de georganiseerde criminaliteit en ‘antidemocratische en antistaatsrechtelijke krachten binnen het politieke systeem’. Daarbij wordt verwezen naar AIVD-rapporten die de laatste jaren waarschuwen voor zowel salafisten en jihadisten, als steeds extremer wordende protestgroepen van links en rechts.

Radicale tendensen in Oost-Europese landen

Desgevraagd wil commissievoorzitter Remkes geen namen noemen. Bij de opstelling van het rapport, ruim vier jaar geleden, zagen de commissieleden ‘in Oost-Europese landen al radicale tendensen die een bedreiging vormden voor de rechtsstaat’. Bedoeld worden Polen en Hongarije, waar de rechterlijk macht en de media steeds meer aan banden worden gelegd. Democratisch gekozen partijen die toch ondemocratische besluiten namen. “Het probleem is inmiddels indringender geworden”, aldus Remkes.

Dat Forum voor Democratie er in de discussie over het partijverbod al snel bij wordt betrokken vindt hij niet vruchtbaar. “Iedereen heeft weleens een partij in zijn hoofd bij deze materie, maar in de beeldvorming ontstaat dan al snel iets van gelegenheidswetgeving en dat is voor zo’n gevoelig onderwerp niet juist. Democratie is geen geruststellend bezit. Daar moet je pro-actief op anticiperen en voorkomen dat troeblerende elementen vrij spel krijgen.”

Hitlergroet

Vier keer is in Nederland een partij verboden. De laatste keer was in 1998, bij de Nationale Volkspartij/CP’86. Het waren de jaren na de opkomst van Hans Janmaat en zijn Centrum Democraten. Ook in de gemeenteraden kwamen vertegenwoordigers van die partij te zitten, die zich richtten tegen ‘vreemdelingen’ en regelmatig veroordeeld werden voor racisme. Na talloze interne ruzies, bestuurswisselingen en afsplitsingen ontstond CP’86, een partij waarin ook neonazi’s een plek vonden. De strafrechter veroordeelde in 1995 het bestuur vanwege racistische uitspraken en voor het leidinggeven aan een criminele organisatie.

Een verslaggever van Trouw mocht in november 1996 bij uitzondering een partijbijeenkomst bijwonen. Toen bleek opnieuw hoe controversieel de partij was. Onder het brengen van de Hitlergroet en het scanderen van ‘Sieg Heil’ brachten de leden hun stem uit voor het partijbestuur. Het Haagse gemeenteraadslid Stewart Mordaunt werd gekozen als voorzitter van CP’86. Hij riep op tot ‘vernietiging van democratische politici’. “Onze strijd zal offers vergen. Maar we moeten af van het huidige, perverse systeem. Ik wil niet dat de gevestigde orde mij accepteert. Ik wil het establishment de kop afhakken.” Zijn partijgenoot Joop Glimmerveen betoogde dat als zij aan de macht kwamen alle Turken, Surinamers en Antillianen ‘in rap tempo het land uit moeten’.

Het was daarom geen verrassing dat de Hoge Raad op 30 september 1997 het toenmalige hoofdbestuur veroordeelde als criminele organisatie die zich schuldig maakte aan het aanzetten tot vreemdelingenhaat. Het net begon zich steeds meer te sluiten rond de radicale partij.

Winnie Sorgdrager (D66) was halverwege de jaren negentig minister van justitie in het eerste paarse kabinet. Samen met de hoogste baas van het Openbaar Ministerie (OM), Arthur Docters van Leeuwen, hield ze goed in de gaten wat er in de rechts-radicale partijen gebeurde. “Het zat ons beiden heel hoog”, herinnert ze zich. “Er was sprake van een opeenstapeling van veroordelingen van het bestuur van CP’86. Het waren argumenten voor een eventueel partijverbod. Maar natuurlijk ging de rechter daar uiteindelijk over, ook al vond en vind ik dat je heel terughoudend moet zijn. Je moet goed vaststellen waar de grens ligt van de vrijheid van meningsuiting.”

Op basis van wat het OM verzamelde was het uiteindelijk haar opvolger als minister van justitie, Benk Korthals (VVD), die in augustus 1998 een ‘aanwijzing’ gaf om de partij te ontbinden. Hoewel het OM onafhankelijk opereert, mag de minister een aanwijzing geven om een zaak op een bepaalde manier af te handelen. “Ik herinner me daar weinig meer van”, zegt Korthals nu. “Ik ben niet zo van de partijverboden, maar de CP’86 maakte het zo bont dat ik ze bij het OM voorgedragen heb voor ontbinding.”

Op 18 november 1998 besloot de Amsterdamse rechtbank de partij te verbieden op grond van het ‘oproepen en aanzetten, dan wel bevorderen tot discriminatie van en geweld tegen allochtonen’.

Signaalfunctie voor de toekomst

CP’86 onderging het vonnis gelaten. Vlak voor de zitting in oktober had de officier van justitie een brief gekregen, ondertekend door voorzitter Mordaunt, met de mededeling dat Justitie zich de moeite kon besparen: de partij had zichzelf al ontbonden. De partij was een lege huls geworden. Niettemin zette het OM de zaak door, ‘als signaalfunctie voor de toekomst’.

Want, zo meende de officier van justitie, ‘de geschiedenis leert immers dat in tijden van economische terugval vaak politieke onvrede ontstaat waarbij rechts-extremisme en racisme de kop opsteken’. De indruk ontstond dat los van de (strafbare) feiten, vooral ook de boodschap moest worden afgegeven: als een partij te ver gaat, grijpen we in.

Het partijverbod was gebaseerd op een wetsartikel uit het Burgerlijk Wetboek: 2:20. Het was speciaal bedoeld voor verenigingen – en dus ook politieke partijen – die in ‘doel en werkzaamheid’ in strijd handelden met de ‘openbare orde’. Een (te) ruim begrip, volgens critici, een paardenmiddel omdat hiermee het grondrecht op vereniging werd ingeperkt. In het Kamerdebat bij de behandeling van de wet in 1986 werd toen, geheel volgens de tijdgeest, door de minister ‘rassendiscriminatie’ met name genoemd als grond om een partij te verbieden.

Als enige Tweede Kamerlid stemde Hein Roethof (PvdA) tegen de mogelijkheid van een partijverbod. Hij vond dat de wet ‘schade toebracht aan het democratisch gehalte van de samenleving’ en dat kiezers mondig genoeg waren om ondemocratische partijen te ontmaskeren.

Historicus Jan de Vetten, schrijver van het boek In de ban van goed of fout, over de strijd tegen extreemrechts: “Tijdens de behandeling van de wetswijziging in de Eerste Kamer werd betoogd dat er uiterste terughoudendheid moest worden betracht. Een partijverbod mocht alleen aan de orde zijn als er sprake was van een stelselmatige aantasting van de rechtsstaat. Anders niet.”

Vrijheid van meningsuiting

Toen de wet in het Staatsblad kwam, eind jaren tachtig, werd gehoopt dat dit wetsartikel wellicht een middel was om Janmaat en zijn partij af te remmen of wellicht te verbieden. De leider van de Centrum Democraten was al twee keer door de rechter veroordeeld, voor de uitspraak ‘Nederland is vol’ en ‘Wij schaffen, zodra wij de mogelijkheid en de macht hebben, de multiculturele samenleving af.’ Nu een onschuldige mening, maar toen een uiting van discriminatie. Premier Jan Peter Balkenende zou in 2002 beweren dat hij niet streefde naar een multiculturele samenleving, zonder dat het tot veel discussie leidde.

De druk vanuit politiek en samenleving om de partij te verbieden, was al voor het verbod van CP’86 aan het toenemen. De Vetten: “Het verbod van CP’86 was misschien een laatste waarschuwing aan Hans Janmaat: laat het niet uit de hand lopen, want een partijverbod is mogelijk. En je merkte dat hij het zich aantrok, dat hij zich matigde. Hij waarschuwde intern ook steeds: pas op, nieuwe strafzaken moeten voorkomen worden, een verbod van de partij heeft geen zin, gezien de doelstellingen waar we voor staan.”

Het Openbaar Ministerie was in dit geval ook minder zeker van zijn zaak. De CD zette weliswaar mensen tegen elkaar op, maar per saldo was er onvoldoende belastend materiaal voor een partijverbod. Dat was al gebleken in 1996, toen minister Sorgdrager in een brief aan het Landelijk Bureau Racismebestrijding (LBR), dat om een verbod had gevraagd, schreef dat alleen als de CD ‘stelselmatig’ de strafwet zou overtreden en ‘volhardt in uitlatingen die de strafrechtelijke grenzen overschrijden’, een partijverbod wellicht aan de orde zou komen. Daar was nog geen sprake van. “Het was juridisch ook voor discussie vatbaar”, zegt Sorgdrager terugkijkend. “Hoe ver mag je gaan in de vrijheid van meningsuiting? Dat is ook afhankelijk van de tijdgeest. Toen was ‘Nederland is vol’ niet toegestaan, nu haalt iedereen de schouders op over zo’n uitspraak. Het klimaat van nu is harder dan toen, er wordt meer getolereerd.”

Benoemen wat je fout vindt

Verschillende politici waren ook duidelijk in hun opvatting: de CD van Janmaat diende gewoon verboden te worden. Het Tweede Kamerlid Peter Rehwinkel (PvdA) was daar heel uitgesproken over. “Ik vond dat de CD stelselmatig over de schreef ging met discriminerende uitspraken. Toen het Amsterdamse raadslid Yge Graman voor de verborgen camera bekende dat hij brand had gesticht in een opvangcentrum voor Surinaamse verslaafden waarbij enkele gewonden vielen, was voor mij de maat vol.”

Opmerkelijk was dat een politicus openlijk liet blijken een andere politicus het zwijgen te willen opleggen. “Lang niet iedereen was dat met me eens”, zegt Rehwinkel. “Maar ik vind – ook nu nog – dat je als politicus moet blijven benoemen wat je fout vindt. Nu is het Forum voor Democratie die ons steeds uitdaagt, dat mag, maar dan moet je ook dat ter discussie kunnen stellen.” Rehwinkel, momenteel waarnemend burgemeester van Voorne aan Zee, vindt nog steeds dat een partijverbod mogelijk moet zijn. “Een uitspraak van Forum over dat er tribunalen moeten worden ingesteld vind ik echt een grens over gaan. Als dat stelselmatig gebeurt, komt een verbod steeds dichterbij.”

Het toenmalige Kamerlid Thom de Graaf (D66) wilde Janmaat op een andere manier aanpakken. Hij stelde in oktober 1996 voor in de Tweede Kamer een initiatiefwet in te dienen om het passief en actief kiesrecht af te nemen als iemand veroordeeld werd voor stelselmatige discriminatie. Een jaar eerder had hij in de Volkskrant gezegd dat als Kamerleden racistische taal spreken, ze hun parlementaire onschendbaarheid moeten verliezen om ze strafrechtelijk aan te pakken. Historicus De Vetten: “Dat kwam hem op forse kritiek te staan van staatsrechtjuristen die dit buiten proporties vonden. Het zou afbreuk doen aan de onafhankelijke positie van Kamerleden. Dat uitgerekend het liberale D66 met deze voorstellen kwam, was zeer opmerkelijk.’’

‘We moeten alert blijven’

Op dit moment is Thom de Graaf vicevoorzitter van de Raad van State, het adviescollege dat moet adviseren over de nieuwe Wet op de politieke partijen, waarin het partijverbod is opgenomen. Vanwege zijn huidige functie wil De Graaf niet reageren op uitlatingen uit zijn politieke verleden, laat hij via zijn woordvoerder weten.

Het zijn andere tijden, geeft zijn partijgenoot, oud-minister Sorgdrager toe. “Maar we moeten alert blijven over onze democratische waarden, er mag geen plaats zijn voor mensen die ze verwerpen. We dachten toen dat die opvattingen vanzelf zouden uitdoven, maar dat geloof ik niet meer. De rechtse stromingen zijn erg sterk geworden. Ik trek vaak de vergelijking met de Republiek van Weimar, die is kapotgegaan aan chaos en knokken. Nu zie je vergelijkbare ontwikkelingen: het destabiliseren van de democratie en de EU. Daar is men op uit en dat baart me zorgen. Een partijverbod moet daarom altijd mogelijk zijn.”

Partijverbod

Naast CP’86 werden in Nederland nog drie partijen verboden. In 1893 ging het om de Sociaal-Democratische Bond (SDB), een revolutionair-socialistische partij onder leiding van de rode dominee Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Zelf belandde hij wegens majesteitsschennis in de cel. Onder de leus ‘Algemeen Kiesrecht of revolutie’ kreeg het een grote aanhang onder de verpauperde bevolking. Gezien het antiparlementaire en anarchistische karakter van de SDB vond de rechter dat de partij ‘onwettige middelen’ propageerde en aanzette tot revolutie. Nadat gematigde leden (die de parlementaire democratie wel aanvaardden) uit de partij stapten en de SDAP oprichtten (een voorloper van de PvdA), gingen de overgebleven leden gewoon verder onder een andere naam: de Socialistenbond. Dat bleef een ongevaarlijke politieke splinter.

In 1944 werd de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) verboden, wat niet vreemd was vlak voor de bevrijding. De collaborerende partij werd door het kabinet in Londen verboden op basis van het Besluit Ontbinding Landverraderlijke Organisaties. Een politiek besluit dus, waar geen rechter aan te pas kwam. Dat was in de gegeven omstandigheden natuurlijk ook niet echt mogelijk. Toen in 1953 de Nationaal Europese Sociale Beweging (NESB) werd opgericht, wat in feite een voortzetting van de NSB was, werd die ook verboden op grond van hetzelfde (oorlogs)besluit.

In 1978 werd een poging gedaan om de extreemrechtse Nederlandse Volks-Unie (NVU) te verbieden, maar dat mislukte. De partij werd beschuldigd van racisme en vreemdelingenhaat. Het voerde acties uit tegen migranten, vaak eindigend in rellen, met leuzen als ‘Houd Holland blank’. De rechter verbood de partij met een beroep op verstoring van de openbare orde. Maar tot verbazing van velen vond de rechter het niet nodig de partij te ontbinden. Nog opmerkelijker was dat het OM niet in beroep ging, waardoor de VNU gek genoeg gewoon mee kon doen aan de volgende verkiezingen.

Lees ook:

Een politieke partij als Forum verbieden? Het is eerder gebeurd

Forum voor Democratie demonstreert telkens weer dat het geen morele ondergrens kent. Moet de rechter de democratie beschermen door partijen als Forum te verbieden?

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden