Peter Davelaar is bode in de Tweede Kamer. Donderdag heeft hij net als de honderden ambtenaren, de 150 Kamerleden en hun medewerkers, zijn laatste werkdag aan het historische Binnenhof. ‘Wat ik het meest zal missen hier? Dat je ieder plekje kent.’
Deze donderdag begint als iedere werkdag. Acht minuten doet hij erover, lopend vanaf Den Haag Centraal door de Korte Poten. Hij groet de restauranthouders die in de ochtendzon hun terrasjes opzetten. Dan steekt hij het lege Plein over, waar ’s middags weer demonstranten zullen staan, naar de ingang aan Plein 2. Hij groet de collega’s van de beveiliging en wandelt door de hoge Statenpassage richting de Kortenhorstvleugel. Aan de oude kant van het Binnenhof zijn de kleedkamers waar zijn pak hangt met de blauwe stropdas, achter de ruimtes van de schoonmaakdienst. Vlakbij de mooie trappen met de portretten van Willem-Alexander en zijn voorgangers, en schuin onder de Oude Zaal. Kastje 101 en 102 zijn van hem, al twaalfenhalf jaar.
Hij weet nog goed dat hij vlak voor zijn sollicitatie met een vriend het Binnenhof bezocht. Ze liepen door de overdekte glazen passage van de Hofplaats richting de Ridderzaal. Zo mooi hoe de architect hier de oude huisjes en gebouwen tot één geheel heeft gemaakt met moderne materialen. Hij houdt van oude huizen, van historie.
Toen wist hij het zeker. Hier wilde hij werken. Op internet had de advertentie gestaan: kom werken bij het Rijk. Hij is een horecaman, heeft altijd met mensen gewerkt. Politiek was niet zijn wereld, van alle 150 Kamerleden kende hij er misschien een paar. Er zijn maar 18 Kamerbodes en hij werd er één. Hoe bijzonder is dat. Hij zegt het nog steeds met verwondering in zijn stem.
Vandaag is hij waarschijnlijk een half uurtje vroeger, net als altijd, voor een kopje koffie. Eén van de drie Kamerbewaarders zal hem en zijn collega’s om kwart voor negen een briefing geven, hoe de dag eruit ziet. Zo gaat het iedere maandag tot donderdag, als er debatten zijn. Gisteravond heeft hij zijn rooster gekregen. Zijn code is C10, daarmee ziet hij welke dienst hij die dag draait. In de plenaire zaal, in een commissiezaal, of op de tweede etage in het bodestation, bij het publiek. Soms zijn er wijzigingen. Een geschrapte procedurevergadering, een ingelast spoeddebat.
Een of twee zoetjes
Ze verzamelen zich ’s ochtends in hun eigen ruimte, op de tweede etage in het Hotel, het nieuwere gedeelte van het complex aan de kant van Lange Poten. Hij heeft er zijn eigen etenstrommeltje in de kast staan, net als de collega’s. Tegen de muizen. Laats zag hij er nog één wegschieten in een gang. Zeker opgejaagd nu overal de groene verhuiskratten staan opgestapeld. Al die boeken en papierwerk dat van zijn plek komt. Gelukkig hoeft hij niets in te pakken voor de verhuizing.
Werken in de plenaire zaal is het mooist. En spannend, toen hij het voor het eerst deed. Je bent toch de hele tijd in beeld. Mensen zien hem en zijn collega’s op tv misschien de briefjes rond brengen of, zoals afgelopen jaar, de hele tijd microfoons poetsen met handschoenen aan. Maar het werk houdt veel meer in. Voor een debat legt hij de sprekerslijsten klaar, de stukken voor de minister die aangeleverd zijn door de ambtenaren, hij controleert het quorum of er genoeg Kamerleden zijn, zet de glaasjes water klaar, deelt moties uit. En de koffie natuurlijk, voor de ministers en staatssecretarissen in vak K. Dat is de sport, dat hij niet meer hoeft te vragen of iemand een of twee zoetjes wil. De een wil altijd een koekje bij de koffie en schakelt ’s avonds over op een chocomelletje. Een andere minister drinkt het liefst een colaatje.
Sommige Kamerleden stallen op hun tafeltjes alles uit wat ze bij zich hebben. Dat kan niet, dat ziet er niet uit op tv. Dan vraagt hij vriendelijk of ze dat in hun laatje willen doen of op de grond zetten. Zo’n rolletje King in beeld is sluikreclame, grapt hij dan. Beeld is belangrijk. In de commissiezalen zetten ze de spa rood ook altijd met het etiket van de camera’s af.
Het werken in zo’n kleine commissiezaal is een mooie afwisseling. Heerlijk om een dag je eigen toko te hebben, vindt hij. Knop aan voor de camera’s, bordjes met de namen op de tafels. Bijzondere gasten zoals delegaties uit Aruba of een commissaris van de Koning krijgen de vip-behandeling, met de mooie kannen en kopjes van het vip-servies.
Historie in de muren
Van de nieuwe Kamerleden krijgen ze na iedere verkiezingen een smoelenboek. De dames zijn het lastigst te onthouden. Hebben ze op de foto rood haar, is het morgen blond. Hij vindt het leuk om de nieuwelingen op hun gemak te stellen. Hij weet ook altijd waar ze zijn in een debat, eerste of tweede termijn, of er nog moties komen, wanneer er gestemd gaat worden, hoe lang de schorsing duurt. In zijn vriendenkring is hij nu ook dé vraagbaak over politiek. Had hij ook niet gedacht, twaalf jaar geleden.
Na de lunch loopt hij soms met een kleine omweg terug naar de plenaire zaal of het bodestation op de tweede etage, bij de roltrap. Even door de hoge gangen met de rode lopers van het voormalige ministerie van justitie, het negentiende eeuwse gebouw waar de fracties van D66 en CDA huizen. De Handelingenkamer is een van zijn favoriete plekjes, met de mooie drakenkopjes aan de balustrades. Hier was ooit het crisiscentrum tijden de treinkaping bij De Punt in 1977. Dat heeft hij van oudere collega’s gehoord toen hij hier begon. Hij geniet van dat soort verhalen. Fantastisch toch, die binnenplaats waar je op uit kunt kijken. Hij stelt zich voor hoe vroeger de minister daar met zijn koetsje arriveerde en de koetsier een keurig rondje draaide. Nu komen ze met de dienstauto. Er zijn veel van dit soort binnenplaatsen. Een hele mooie vind hij de Anne Vondeling-plaats, met die beelden, in de vleugel waar de VVD en de Kamerbewaarders zetelen. Dat gaat hij misschien wel het meest missen na de verhuizing, de historie die hier in de muren zit, dat hij ieder plekje kent. Zelfs het Torentje. Daar mochten ze een keer op de thee bij de premier toen een collega haar jubileum vierde.
Brommertje
Kijk, hier boven de deur staat nog in oude letters ‘Boden-Kamer’. Daar zaten kennelijk zijn voorgangers. De trappenhuizen in dit gedeelte van Justitie, zo prachtig. Hij komt er af en toe ook om persoonlijk post te overhandigen, in zo’n envelop met een rood hoekje. Vroeger hadden de bodes een buitendienst en een binnendienst. Buiten brachten ze de post op een brommertje naar de ministeries, met zo’n mooie wollen overjas aan. Binnen moesten ze bij alle fracties tot in de uithoeken van het complex dagelijks de ‘ruiven vullen’. Dat waren van die metalen standaards met de agenda’s van de dag, stukken, de daglijsten. ’s Avonds moest alles er weer uit.
Veel gaat nu digitaal, maar niet alles. Daarom hebben ze nu kopieermachines achter de patatbalie, hun werkruimte vlak voor de plenaire zaal. Die eerste jaren haalde hij iedere dag het drukwerk van de repro, bij de Postkamer. Karrenvrachten vol. Dat staat nu grotendeels online. Maar Kamerleden willen een op het laatst ingediende motie graag op papier, kunnen ze er nog even wat op krabbelen. Soms zegt de minister: “Als u een woordje verandert, maak ik het oordeel Kamer, anders ontraad ik het”. Hij heeft altijd een pen op zak. Meneer Davelaar, mag ik even die van u lenen? Ze hebben het vaak te druk om de pen terug te geven. Geeft niets.
Hij ruikt of een debat spannend wordt. Een aftreden van een minister of staatssecretaris, dat hangt in de lucht, dat voelt hij gewoon. In die twaalf jaar heeft hij er meerdere zien vertrekken. Zo frappant vindt hij dat, ’s ochtends brengt de chauffeur ze als minister naar hun werk, vier uur later zitten ze afgetreden thuis. Net als met de Kamervoorzitterverkiezingen. Zo sta je op het grote toneel en zo lig je er naast. Het vraagt heel wat van die mensen. Dan kan hij niet veel meer doen dan nog een glaasje water aanbieden. Net als aan die vader, die huilend de tribune verliet tijdens een debat over de toeslagenaffaire. Dat raakt hem ook nu nog, als hij erover vertelt. Zo kapot was die man.
Dalai Lama
Veel dagelijkse zaken zullen in het nieuwe gebouw niet anders gaan. Er zal weer publiek komen, honderden scholieren per dag. Een gele sticker op de kleding: die moet naar de Thorbecke-zaal. Plenaire zaal is een groene sticker, Groen van Prinsterer-zaal is rood en de Troelstra is blauw. Dat werkt praktisch en snel. Hij zou het niet kunnen, iedere dag een rondleiding geven, maar hij vindt het wel leuk om vragen te beantwoorden. Is Wilders er vandaag? Rutte? Willen ze altijd weten. Ze vinden de grote zaal meestal kleiner dan ze van tv gewend zijn. Nou, straks is die zaal nog kleiner in het nieuwe gebouw. Het is belangrijk om overzicht te houden op de tribunes. Dan schiet soms de gedachte aan de springer door zijn hoofd, de man die zomaar vanaf de balustrade de plenaire zaal insprong. Liep gelukkig goed af. Alle bezoekers worden wel gescand, maar laatst ging er toch eentje demonstreren met een spandoek. Dan is het: geruisloos handelen en zo snel mogelijk de zaal uit.
Hoge gasten zullen blijven komen, maar de ontvangsten zijn niet meer in zo’n mooie zaal. Hij mocht in 2014 bij de Dalai Lama zijn. In de Oude Zaal was dat, waar tot begin jaren negentig de Tweede Kamer zetelde. Hij heeft thuis een prent van die zaal in oude staat. Nu hangen er van die enorme moderne lampen, sorry, maar hij vindt ze foeilelijk. Toen hij de Dalai Lama zijn – eigen meegebrachte – thee inschonk, hield die zijn handen open met een ruimte ertussen, precies daar moest het kopje staan. Wat een indrukwekkende man was dat.
Geen Ridderzaal meer
Maar zijn mooiste momenten hier aan het Binnenhof waren toch de derde dinsdagen van september, Prinsjesdag. Op die feestelijke dag hebben de bodes van de overkant, de Eerste Kamer, de leiding. Afgelopen jaar liep hij in zijn jacquet met een bodebus, een goudkleurig versiersel, in de Grote Kerk vanwege de coronamaatregelen. Daar zal het mogelijk de komende vijf, zes of zeven jaren blijven. Geen Ridderzaal meer. Daar heeft hij Beatrix nog meegemaakt, en tot nu toe tweemaal Willem-Alexander. Zijn rol is op zo’n dag het cortège afsluiten, de stoet die de Ridderzaal binnenkomt. Na afloop opent hij de deur naar de Koninginnekamer, het kleine kamertje naast de ingang, waar het gezelschap na de troonrede nog een glaasje jus d’orange drinkt.
Misschien zegt hij over vijf jaar wel dat hij in het nieuwe gebouw aan de Bezuidenhoutseweg ook een mooie tijd heeft gehad. Al zijn collega’s verhuizen immers mee. Ook daar zullen de griffiers Handelingen schrijven, het verhaal gaat door. Hij gaat er het beste van maken. Het decor verandert, maar de figuranten gaan mee.
Lees ook:
De verbouwing van het Binnenhof is net een reality-soap
Het Binnenhof is hard toe aan renovatie. Daar is iedereen het wel over eens. Maar hoe, door wie, wanneer? Verbouwen is emotie. Die is er volop in het Haagse. En dan te bedenken dat de verbouwing zelf nog niet eens is begonnen.