ColumnRob Schouten
‘Wordt niet vervolgd’, staat er in onzichtbare letters boven het bejaardentehuis
Hoe is het om voor het eerst van je leven in een bejaardentehuis te komen? Ik kan er alles over zeggen, want mij overkwam het onlangs. Trouwens, mag je dat nog wel zeggen: bejaardentehuis? Bestaat dat nog wel? Is het geen verzorgingstehuis of verpleeghuis geworden? Maar ach, u weet wat ik bedoel, zoals wanneer ik zeg dat ik de telefoon opneem terwijl er in de verste verte geen hoorn op een haak meer is te bekennen.
Hoe dan ook, ik was er voor het eerst. Klaarblijkelijk hadden mijn naaste doden, grootouders, vader, het altijd weten te vermijden maar nu, met een hoogbejaarde moeder, moest het maar eens. We meldden ons bij de balie waar we al opgewacht werden want het idee was dat we naar een kamer gingen kijken die als hij beviel ook maar zo snel mogelijk betrokken moest worden.
Ons hele leven bezoeken we dingen voor het laatst, zo weet ik vrijwel zeker dat ik onlangs voor het laatst het Anne Frankhuis bezocht en twintig jaar geleden was ik voor het laatst in Egypte dat ik nooit meer zal zien, en je staat er niet bij stil, bij al die laatste momenten. Maar een bejaardentehuis is iets anders. Wordt niet vervolgd, staat er in onzichtbare letters boven.
Dit is je laatste kamer
Mijn moeder, mijn zus en ik bekeken de kamer die vrijgekomen was, natuurlijk omdat er zojuist een andere bejaarde was gestorven. Het is in een bejaardentehuis als met het notariaat, je wordt pas notaris als de vorige is heengegaan. We keken om ons heen, exclusief het uitzicht zo’n kleine dertig vierkante meter kamer. Ik heb wel kleiner gewoond, in mijn studententijd maar dan heb je nog hoop op iets groters. Hier heb je dat niet, dit is je laatste kamer. Ik probeerde me er iets bij voor te stellen. Mijn vleugel in het midden en de ruimte was vol.
“Áardig uitzicht”, mompelde ik om iets opgewekts te zeggen.
“Het is wel een end naar de lift”, zei mijn moeder en daarna zei ze het nog eens.
Nieuwsgierig trok ik aan een koord in de badkamer maar dat was de bedoeling niet. Een stem vroeg wat er aan de hand was. Niks, suste de rondleider die alles wat er door ons gezegd werd – negatief of positief – goedkeurde. Na een kwartiertje stonden we weer buiten.
“Goeie vloer”, zei ik. “Laminaat, handig.”
“Vast tapijt is warmer”, zei mijn moeder. Met de verre lift gingen we naar beneden.
Tientallen scootmobiels
“Nog even in de gemeenschappelijke ruimte kijken”, zei ik. Ik dacht aan Hendrik Groen, dat publieke opstapje naar de laatste halte. Tientallen scootmobiels keken me aan, een beetje achterdochtig vond ik. “Best gezellig”, zei ik want ik kwam er nu eenmaal niet voor mijzelf. “Er is zelfs een bibliotheekje en in het midden staat een orgel.” Je hoeft niet te doen of iets een pretpark is om het toch aan te bevelen.
Opeens klonk het luid en duidelijk uit mijn moeder. “Ik doe het niet, ik neem die kamer niet.”
Ik was een beetje verbluft, ik dacht dat we het verder thuis gingen bespreken maar het oordeel was al geveld.
“Nou, dat is dan duidelijk”, zei ik, terwijl ik mijn kans om het bejaardentehuis grondiger te leren kennen in rook zag opgaan, en mijn zus: “Dan doen we het niet”.
Opgelucht gingen we naar huis.
Eerdere columns van Rob Schouten leest u hier.