ColumnRob de Wijk
Wat is ‘winnen’ in Oekraïne? Het Westen kan al blij zijn met een patstelling
Oekraïne moet winnen”, hoorde ik premier Rutte herhaaldelijk zeggen. Geen wonder dat, in de woorden van minister van buitenlandse zaken Wopke Hoekstra, Nederland in de ‘top league’-landen zit die Oekraïne steunen en dat ‘alle taboes’ van tafel zijn. Maar als ‘winnen’ niet lukt, wat doen we dan? Zelf oorlog voeren? En: wat is winnen?
De opvatting van Rutte is overigens in lijn met de oorspronkelijke doelstelling die de Europese Unie op de dag van de invasie formuleerde: alle Russische troepen het land uit, inclusief de bezette gebieden van voor die datum, zoals de Krim, en herstel van de territoriale integriteit van Oekraïne.
Terecht redeneert Rutte dat als Rusland wint we ons jaren, mogelijk decennia, tegen een Rusland moeten verdedigen dat zijn invloed in Europa wil uitbreiden. Dus moet Rusland zo worden verzwakt dat Oekraïne alle veroverde gebieden kan terugveroveren.
Helaas ken ik niet veel experts die denken dat dit kan. Er lijkt een toenemende consensus te ontstaan dat deze oorlog eindigt in een patstelling. Dit besef leidt tot een omslag in het denken.
Het Westen draagt zelf bij aan deze uitkomst
De Europese doelstelling werd eerder door de Amerikanen gesteund. Maar in mei schreef president Biden in een opiniestuk in de New York Times dat hij met zijn wapenleveranties de situatie op het slagveld zo wil beïnvloeden dat president Zelensky de sterkst mogelijke positie aan de onderhandelingstafel krijgt. Impliciet erkende hij daarmee dat een klassieke overwinning moeilijk is. Hij herhaalde dit nogmaals, inclusief een verontschuldiging, op 21 december tijdens het geruchtmakende bezoek van Zelensky aan het Witte Huis.
Opmerkelijk is dat het Westen zelf bijdraagt aan deze uitkomst. Want de wapenleveranties verlopen per definitie moeizaam. Zelensky vroeg medio mei formeel om raketwerpers, de Himars, en kreeg ze ruim een maand later. Het luchtverdedigingssysteem Nasams arriveerde vijf maanden na het formele verzoek. In juni werd formeel om tanks gevraagd, maar het duurt nu nog weken voordat ze er zijn.
Parlementen overtuigen en het publiek masseren
Die traagheid is verklaarbaar. Anticiperen is niet de sterkste kant van democratieën. Allereerst moeten politieke leiders zelf tot de conclusie komen dat de levering van nog zwaardere wapens nodig is. Angst voor escalatie en het zwarte Duitse verleden verklaren bijvoorbeeld waarom bondskanselier Scholz zo lang geen tanks wilde leveren. Datzelfde gebeurt nu met F-16 straaljagers.
Vervolgens moeten regeringen hun parlementen overtuigen en het publiek masseren. Lukt dat, dan kost het weken, zo niet maanden, voordat de wapens ter plekke zijn. Oekraïense bemanning moet worden opgeleid en soms moeten wapensystemen eerst worden opgekalefaterd, zoals de oude Sovjet-T-72 tanks die Nederland samen met de Amerikanen levert.
Kortom, in de praktijk wordt goedkeuring pas gegeven op het moment dat die systemen nodig zijn. Als het tegen zit, zijn ze pas inzetbaar als het te laat is. De levering van tanks wordt zo een race tegen de klok die Rusland dwingt een offensief in te zetten voordat die wapensystemen arriveren en het verschil kunnen maken. Precies dat zien we nu in de Donbas.
De traagheid van de leveranties maakt het voor Oekraïne lastig om alle gebieden te heroveren en draagt bij tot een patstelling. Die resulteert in een wapenstilstand en zal vervolgens door westerse politici als een ‘overwinning’ worden gevierd.
Rob de Wijk is hoogleraar internationale relaties en veiligheid aan de Universiteit Leiden en oprichter van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS). Hij schrijft wekelijks over internationale verhoudingen. Lees zijn columns hier terug.