Kennedy
Ware tolerantie is geen feestje
Tolerantie is een stukje erfgoed geworden. Bijna alle Nederlanders vinden zichzelf tolerant, tweederde vindt het de belangrijkste kernwaarde van de Nederlandse samenleving. Daarom is het jammer dat Nederlanders vaak niet weten wat tolerantie is, wat het heeft betekend voor de Nederland - en wat het nog moet betekenen.
De verwarring over tolerantie zie je terug bij het SIRE-spotje, dat afgelopen week is uitgezonden. Daar wordt tolerantie aanbevolen omdat het je perspectief kan verbreden en je in aanraking brengt met al het moois dat Nederland te bieden heeft: 'Andere meningen, culturen, gewoonten - je staat er voor open. Dankzij tolerantie ontmoet je nieuwe mensen, zodat je nog eens iets anders eet, nieuwe rituelen ontdekt, een leuke hobby vindt en onverwachte ervaringen hebt.' Dan volgt een aantal folkloristische activiteiten waaraan een tolerant mens mee kan doen, van een islamitische feestmaaltijd tot een boerenfeest.
Terecht is er al gewezen op de oppervlakkigheid van het spotje.
Blijkbaar vraagt tolerantie heel weinig van je, want de culturele verschillen die overbrugd moeten worden zijn helemaal niet omstreden.
Maarten Neuteboom en Evert Jan Slootweg, medewerkers van het wetenschappelijk bureau van het CDA, hebben het al hebben betoogd in een aanbevelenswaardig opiniestuk in de Volkskrant. Zij schrijven dat de moeilijke zaken - zoals ritueel slachten en de weigerambtenaar - niet aan bod komen. Ze wijzen terecht op de Latijnse oorsprong van het woord tolereren, dat 'verdragen' of 'verduren' betekent. Tolerantie in de oorspronkelijke betekenis is dus helemaal niet leuk.
Wat opvallend maar niet helemaal uniek is in de Nederlands geschiedenis, is dat dit volk kon gedogen wat eigenlijk niet gedoogd had moeten worden.
De historische Nederlandse tolerantie was zeker niet het vieren van verscheidenheid en diversiteit. Tot voor kort hadden Nederlanders opvallend weinig belangstelling voor de vreemde gewoontes van andersdenkenden binnen de landsgrenzen. Al sinds de reformatie is er sprake van grote religieuze verscheidenheid. Dat werd ervaren als een probleem, niet als gelegenheid voor een feest.
Het dulden van die verscheidenheid - en het toelaten van denkbeelden en praktijken die volgens veel Nederlanders het daglicht niet kon verdragen - had iets kouds en hards. En de onwil om de confrontatie aan te gaan, was vooral calculerend: een conflict zou meer kunnen kosten dan het opleverde. Maar de zelfdiscipline die daarvoor nodig was bracht het land veel goeds: een functionerende, welvarende en grotendeels vreedzame samenleving.
Tegenwoordig wordt weinig waarde gehecht aan deze oude traditie van tolerantie. Tolerantie wordt nu aangeprezen omdat het begrip, respect, acceptatie en zelfs enthousiaste aanvaarding van anderen en hun gewoonten bevordert. Natuurlijk hebben ze een punt: positieve tolerantie die de ander opzoekt is beter dan negatieve tolerantie die je ervan weerhoudt de hersenen van je ketterse buurman in te slaan.
Maar soms hebben mensen het vermogen niet om de kloof tussen andersdenkenden te overbruggen door de verschillen te reduceren tot een onschuldig stukje cultuur. Soms zijn eigen overtuigingen in het geding en soms gaat het om de publieke zaak, waardoor de belangen van echte mensen op het spel staan. De opvattingen en gedragingen van andersdenkenden kunnen dan een echt probleem vormen. Op zulke momenten zouden we bij onze historie te rade moeten gaan en ons oefenen in maximale zelfdiscipline om andersdenkenden ruimte te geven - ook als je daar zelf geen zin in hebt.
Ik ben niet pessimistisch; Nederlanders zijn nog altijd bereidwillig om anderen ruimte te geven. Maar je kunt tolerantie alleen beoefenen als je beseft dat ware tolerantie geen feest is, maar vooral ingehouden ergernis, een pad vol doorns en distels, dat veel van je eist.