ColumnIrene van Staveren
Waarom een pak melk in de supermarkt nog goedkoper is dan een hip frisdrankje
De boeren roerden zich vorige week alweer. Niet vanwege de stikstofmaatregelen maar vanwege de lage melkprijs. Dat lijken twee heel verschillende klachten, maar ze komen voort uit hetzelfde onderliggende probleem. En dat is dat de Nederlandse veeteelt tegen de grenzen van schaalvergroting is opgelopen.
Toen het melkquotum in 2015 werd afgeschaft, lag het in de lijn der verwachtingen dat de melkprijs zou dalen. Want veel melkveehouders breidden uit om zo schaalvoordelen te kunnen behalen. Ze bouwden nieuwe schuren, kochten meer koeien en investeerden in de nieuwste technologie voor melkrobots en voedermachines om de melkproductie per koe te maximaliseren.
Daarvoor moesten ze flinke leningen aangaan bij de bank. En de grootste agrarische bank, de Rabobank, ging daar niet alleen in mee, ze adviseerde boeren zelfs om grootschaliger te werken om de kostprijs per liter melk te drukken. En zo begonnen de boeren elkaar steeds harder te beconcurreren, met een lage melkprijs als gevolg.
De afgelopen jaren lag de melkprijs rond de 30 cent per liter. Dat is spotgoedkoop voor een honderd procent dierlijk product. Dat zie je ook terug in de supermarkt, waar een pak melk goedkoper is dan een hip frisdrankje.
Het stikstofprobleem komt eveneens door de enorme schaalvergroting. De grote veestapel in ons land moet gevoed worden en het goedkoopst is dat met veevoer uit het buitenland. De stikstof die daaruit in stallen ontstaat, door de vermenging van urine en mest, is meer dan de natuur in ons kleine land aankan.
De enige manier om die uitstoot substantieel te verminderen is een kleinere veestapel. Maar dan kan de boer niet meer kostendekkend produceren. De boer zit dus klem.
Ook de florerende boerencoöperatie krijgt de melkprijs niet omhoog
En toch is er iets meer aan de hand. Want heel veel Nederlandse boeren hebben zich verenigd in een melkcoöperatie om zo samen sterk te staan tegenover de supermarkten. FrieslandCampina heeft meer dan 17.000 leden, biedt een prijsgarantie en draaide vorig jaar een omzet van ruim elf miljard euro. De boeren delen in de winst, die 275 miljoen euro bedroeg.
FrieslandCampina is zelfs de grootste zuivelcoöperatie van heel Europa. Toch blijft de melkprijs laag. Dat ligt slechts deels aan het feit dat de boeren – hoewel verenigd in een coöperatie – elkaar beconcurreren op volume. Er is nog een belangrijke partij: de supermarkten. Ook daar heeft schaalvergroting plaatsgevonden. En die hebben zich ook verenigd, in het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL).
Om die reden hebben de boeren het CBL opgeroepen om de supermarktprijs van melk te verhogen met minimaal 5 cent. De garantieprijs die de coöperatie op dit moment biedt is 33 cent per liter – geen vetpot.
Zodra de melk de zuivelfabriek verlaat blijft er weinig over van de onderhandelingsmacht van de boeren tegenover de supermarkten. Er zit een flinke marge voor de supermarkten op elk pak melk.
Dat komt omdat ze samen, via het CBL, in ons land bijna een monopsonistische markt vormen. Dat is het tegengestelde van een monopolie. Bij een monopsonie is er maar één vrager en veel aanbieders. De vrager bepaalt dus grotendeels de prijs en dus de eigen winstmarge.
Daarnaast gaat er veel zuivel van FrieslandCampina naar het buitenland en ook daar ligt de prijs laag, want in heel Europa wordt te veel melk geproduceerd.
Irene van Staveren is hoogleraar ontwikkelingseconomie aan de Erasmus Universiteit. Voor Trouw schrijft ze om de week een column over economie. Lees ze hier terug.