null

OpinieVerduurzaming

Stop met klagen en geef een eerlijk beeld van de biolandbouw

Het helpt weinig om enkel te klagen over onterechte beeldvorming van natuurinclusieve landbouw, schrijft de Groningse hoogleraar Martijn van der Heide.

Martijn van der Heide

De Haagse obsessie met beeldvorming is volgens columnist Hans Goslinga (de Verdieping, 3 juli) symptomatisch voor de ideologische leegte op politiek vlak. Deze obsessie rijkt verder dan de Haagse politiek. Zo schreef Judith Westerink over de framing van natuurinclusieve landbouw (Opinie, 25 juni 2021). Deze wordt door sommigen als ‘romantisch’ of ‘onrealistisch’ weggezet. Oplossing van de Wageningse onderzoekster: prik door deze beeldvorming heen. “De volgende keer dat u dan het woord ‘onrealistisch’ of ‘romantisch’ hoort of leest, denkt u namelijk: aha, daar heb je ’m. En dan klinkt-ie toch een stuk minder overtuigend.”

Op mij komt die oplossing onbevredigend over, want hoe zit het nu echt? Is natuurinclusieve landbouw wel of geen romantische luchtfietserij? Dat is de kernvraag. De daaruit voortvloeiende discussie over de haalbaarheid kun je niet platslaan door te stellen dat we met termen als ‘onrealistisch’ worden misleid.

Stel beeldvorming bij met feiten

Beter is het om de handschoen op te pakken die ons met de termen ‘onrealistisch’ of ‘romantisch’ is toegeworpen. Vul de door Goslinga ­benoemde leegte. Voor bijstellen van de beeldvorming zijn eerst en vooral feiten nodig. Want het beeld dat natuurinclusieve landbouw romantisch zou zijn, ontstaat doordat nog niet iedereen deze landbouwvorm kent, zodat die vooral emotie oproept. Onvoldoende kennis en inzicht leiden tot een vertekend beeld. Met nuchtere cijfers kunnen deze lege plekken worden ingevuld.

Onderzoek toont aan dat een deel van de boeren nu al natuurinclusief onderneemt: ze boeren mét de natuur, in plaats van er dwars tegenin. Agrarisch economen Nico Polman en Roel Jongeneel schrijven dat agrarische collectieven in 2020 ongeveer honderdduizend hectare agrarische natuur en landschapselementen ­beheren. Meer dan tienduizend ­actieve boeren, ruim 18 procent van het totaal, zijn bij deze collectieven aangesloten. Uit een eerdere enquête van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) onder boeren blijkt bovendien dat meer dan de helft van de respondenten maatregelen heeft genomen voor een meer natuurinclusieve bedrijfsvoering. Het gaat dan om zaken als extra weidegang, bloeiende akkerranden of gebruik van groenbemesters.

Natuurinclusieve landbouw weet een flinke, maar uiteindelijk toch ­beperkte groep boeren aan te spreken. Uit hetzelfde PBL-onderzoek blijkt dat de groep die meer doet dan een enkele maatregel en de natuurinclusiviteit verdergaand in de ­bedrijfsvoering heeft geïntegreerd, slechts 18 procent bedraagt.

Transformatie kost tijd

Uit deze feiten trek ik twee conclusies. De eerste is dat een omschakeling naar natuurinclusieve landbouw een realistisch, maar stug proces is. Een landbouwpraktijk die zich in zestig jaar tijd heeft ontwikkeld tot een hoogproductieve, internationaal concurrerende en economisch efficiënte sector, transformeer je niet zo maar even. Uit de verhalen achter de cijfers blijkt dat dit tijd kost en daarvoor is agrarisch ondernemerschap nodig. De belangrijkste ingrediënten daarvan zijn inventiviteit, leervermogen en experimenteren. Dat is niet voor iedereen weggelegd. Daarom, en dat is de tweede conclusie, is het klakkeloos claimen en er voetstoots van uitgaan dat een grootschalige omschakeling naar ­natuurinclusieve landbouw haalbaar is, evenzeer een miskenning van de werkelijkheid.

Er zijn in de agrarische praktijk behoorlijk wat natuurinclusieve initiatieven gaande, die aantonen dat het niet gaat om een hervormingsfantasie. Maar de kloof tussen ‘behoorlijk wat’ en ‘grootschalige omschakeling’ is groot. We moeten verder nadenken over hoe we deze kloof kunnen dichten. Zoals dat in Noord-Nederland volop gebeurt, waar talloze partijen, kennisinstituten en overheden in acht gebieden bezig zijn om de grootschalige sprong naar natuurinclusiviteit te maken. Handen uit de mouwen en door met experimenteren en onderzoeken. Want, vrij naar Gos­linga die ooit de katholieke premier Beel citeerde: hoe dieper we graven, hoe hoger we kunnen mikken.

De auteur is bijzonder hoogleraar natuurinclusieve plattelandsontwikkeling in Groningen.

Lees ook:

Biologische landbouw romantisch? Ja hoor, daar is-ie weer

Een grootschalige omschakeling naar natuurinclusieve landbouw zou ‘niet realistisch’ zijn. Dit bekende frame kun je ook omdraaien: is het realistisch om over de ecologische grenzen heen te blijven gaan? Wie is er nu eigenlijk romantisch, vraagt Judith Westerink, senior onderzoeker Wageningen Environmental Research, zich af

Ook bedrijven moeten nu écht vergroenen, maar doen ze dat ook?

Het VN-Klimaatrapport roept op tot snelle actie, ook van bedrijven. Raffinaderijen, de staal- en kunstmestindustrie en de chemie behoren tot de grootste CO2-uitstoters. Maken zij al werk van vergroening? Of andere bedrijven?

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden