Slavernij is geen excuus

Detail van een beeldengroep op het plein waar ooit de slavenmarkt was in Zanzibar. Beeld Hollandse Hoogte
Detail van een beeldengroep op het plein waar ooit de slavenmarkt was in Zanzibar.Beeld Hollandse Hoogte

Slavernij, precies 150 jaar geleden afgeschaft, zou tot op heden doorwerken in racisme, ontrouw en criminaliteit. Historicus Piet Emmer denkt daar heel anders over.

Piet Emmer

De ene herdenking is de andere niet. Zo roepen de jaarlijkse protestantse Oranjemarsen in Noord-Ierland ter herinnering aan de slag bij de Boyne uit 1690 en de Servische nationale rouwdag vanwege de nederlaag tegen de Turken in de slag bij het Merelveld uit 1389 nog steeds sterke haatgevoelens op, terwijl de jaarlijkse herdenking van onze doden uit de veel recentere Bezetting (1940-45) dat niet meer doet. Op sommige plaatsen zal volgend jaar zelfs sprake zijn van een gezamenlijke Nederlands-Duitse ceremonie, want langzamerhand lijken we te beseffen dat de meeste doden van de tegenpartij ook slachtoffers waren.

Daarmee zijn de Tweede Wereldoorlog, de Bezetting en de Bevrijding geworden wat ze moeten zijn: zuiver historische gebeurtenissen, waar de huidige generatie zich niet meer persoonlijk bij betrokken voelt. Dat geldt dit jaar eveneens voor de herdenking van de Vrede van Utrecht (1713) en van de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden (1813). We staan al niet of nauwelijks meer stil bij de invoering van de 48-urige werkweek, de afschaffing van lijfstraffen en van de doodstraf en het verbod op kinderarbeid. De wantoestanden waaraan deze maatregelen een eind maakten, zijn allang uit het publieke geheugen gewist. Iedereen lijkt te beseffen dat al die verschrikkingen van vroeger geschiedenis zijn geworden en een noodzakelijk kwaad waren om Nederland te laten groeien naar wat het nu is: een zeer welvarend land bewoond door zo ongeveer de langst levende en meest tevreden mensen ter wereld.

Beperk het tot de getroffen generatie
Excuses of geldelijke compensatie voor het onrecht dat de Europese Nederlanders in het verleden is aangedaan, beperkt zich tot de generatie die dat onrecht is aangedaan. Zo ziet het er niet naar uit dat de miljoenen Nederlanders die afstammen van hen die in de afgelopen eeuwen kinderarbeid moesten verrichten, ooit nog om verontschuldigingen of financiële compensatie zullen vragen. Evenmin zie ik in de toekomst bij de Amsterdamse VVV folders klaar liggen met daarin een wandeltocht langs de grachtenhuizen van degenen die van die arbeid hebben geprofiteerd.

Dat generatieprincipe geldt ook voor de excuses voor de inval in en de bezetting van Nederland gedurende de jaren 1940 tot 1945, uitgesproken door de bondspresidenten van Duitsland en Oostenrijk. Die staatshoofden hadden de Oorlog zelf meegemaakt en hun excuses waren bedoeld voor hun Nederlandse generatiegenoten. Dat principe lag ook ten grondslag aan de Wiedergutmachung, die de West-Duitse regering heeft uitgekeerd. Het lijkt zo goed als uitgesloten dat de achterachterkleinkinderen van de oorlogsgeneratie over een eeuw zullen zeggen nog steeds de gevolgen van de Bezetting te ondervinden en geldelijke compensatie zullen eisen, laat staan dat zij dat verre verleden als excuus kunnen aanvoeren voor frustraties, tegenslagen en verkeerde keuzes in hun persoonlijk leven. Dat geldt zelfs voor de directe nakomelingen van de vermoorde Joodse Nederlanders, zoals dr. L. de Jong bewees, de vroegere directeur van het Rijksbureau voor Oorlogsdocumentatie. Hoewel De Jong als geen ander het Nederlandse oorlogsverleden in al zijn facetten bestudeerde, weigerde hij om de kinderen van zijn tweelingbroer in te lichten over het verraad van en de moord op hun ouders. Zijn neven moesten voor hun eigen bestwil dat onverkwikkelijke verleden maar laten rusten, want anders konden ze zich niet op hun toekomst concentreren.

Gevolgen slavernij zijn nog niet voorbij
Dat lijkt allemaal anders te liggen voor sommige Caribische Nederlanders. Die zien de herdenking van de afschaffing van de slavernij in de voormalige Nederlandse West-Indische koloniën - overmorgen 150 jaar geleden - niet alleen als een stap naar een rechtvaardiger samenleving, maar vooral als een gelegenheid om de rest van Nederland erop te wijzen dat de gevolgen van de slavernij nog steeds niet voorbij zijn. Wat er maar fout kan gaan, wordt aan dat slavernijverleden toegeschreven: racisme, discriminatie, tienerzwangerschappen, gebroken gezinnen, echtelijke ontrouw, criminaliteit, slechte schoolprestaties, hoge bloeddruk en nog veel meer. De slavernij was zo uitzonderlijk en zo inhumaan, dat alleen onze koning daar excuses voor kan aanbieden. Ook ligt het voor de hand om herstelbetalingen te doen.

Want zonder slavernij was Nederland nooit zo welvarend geworden. Daar wordt telkens op 1 juli de rekening voor gepresenteerd.

Het zou natuurlijk kunnen zijn dat de slavenhandel en de slavernij hun slachtoffers dieper en langer hebben geraakt dan al het onheil dat de Europeanen is overkomen. Dat was althans de redenering van de voorvechters van de slavenemancipatie, de abolitionisten, die 150 jaar geleden een mix van waarheid en verzinsels in de strijd wierpen om de slavenhandel en de slavernij uit te bannen. Ook de Nederlandse Raad van Kerken gaat in zijn recente excuses uit van de verkeerde veronderstelling dat de slavernij in de Nederlandse koloniën voornamelijk beperkt was tot West-Indië en dat de kerken het koloniale slavensysteem veel eerder aan de kaak hadden moeten stellen.

De materiële positie was niet zo slecht
In werkelijkheid vormden de slaven in de Europese koloniën maar een fractie van het totaal aantal slaven in de wereld, bevonden de meeste slaven in de Nederlandse koloniën zich niet in het Caribische gebied maar in Azië en Zuid-Afrika, en stak hun materiële positie gunstig af tegen die van het proletariaat in West-Europa - om van de horigen in Oost-Europa en de slaven in Afrika maar te zwijgen. Dat laatste verklaart waarom de Europeanen, inclusief de kerken, de slavernij in hun koloniën zo lang hebben geaccepteerd.

Nog veel meer onjuiste argumenten zijn in de strijd geworpen om de slavernij aan de kaak te stellen. Zo zou de verkoop van de slaven hun gezins- en familieband onherstelbaar hebben beschadigd. Hoe kon een slavenvader voor zijn kinderen zorgen als hij ieder ogenblik het gevaar liep verkocht te worden? Ook de relatief hoge criminaliteitscijfers onder zwarten zouden hun wortels in de slavernij hebben, want hoe leer je mijn en dijn onderscheiden en respect te hebben voor het leven van anderen in een omgeving, waar de slaven geen bezit mochten hebben en als straf voortdurend werden afgeranseld, verminkt en zelfs gedood? Meisjes- en vrouwslaven zouden door de opzichters en directeuren van de slavenplantages vaak zijn misbruikt en samen met de vele verkopingen zou dat een traditie hebben geschapen van ondoordachte, vroege en veelvuldige zwangerschappen met wisselende seksuele partners. En nog recentelijk is erop gewezen dat de mensonwaardige omstandigheden tijdens het vervoer van de slaven over zee tot op de dag van vandaag zijn sporen heeft nagelaten, want door het chronische tekort aan water tijdens de oversteek zouden alleen die slaven hebben overleefd die vocht konden vasthouden en dus meer zout dan gemiddeld in hun lichaam hadden. Samen met kalium zorgt zout voor een te hoge bloeddruk en deze silent killer is bijna endemisch onder zwarten in Noord-Amerika.

Van de argumenten blijft weinig overeind
De abolitionisten bedoelden het goed en gelukkig hebben ze met hun afschaffingscampagne succes gehad. Maar van hun argumenten is in het wetenschappelijk onderzoek weinig overgebleven. Zo blijkt de nadelige invloed van de Europese slavenhandel en de koloniale slavernij op de gezinsvorming van de slaven een fabel. De abolitionisten verzwegen maar liever dat niet de Europeanen, maar de Afrikanen en Arabieren de aankoop, het transport en de verkoop van slaven binnen het Afrikaanse continent beheersten. De Afrikanen en Arabieren bepaalden hoeveel slaven aan de Europeanen werden verkocht, waar die slaven te koop werden aangeboden en de verhoudingen tussen mannen, vrouwen en kinderen. Dat had tot gevolg dat de Europese slavenhandelaren helemaal geen invloed konden uitoefenen op de gezinsvorming onder de slaven om de simpele reden dat hun Afrikaanse en Arabische collega's daar volstrekt geen rekening mee hielden en gezinnen en families al uit elkaar hadden gehaald lang voordat ze hun slaven aan de Europeanen verkochten. Alleen voor vrouwen met een baby aan de borst werd een uitzondering gemaakt.

Waren de slaven na de overtocht over de Atlantische Oceaan eenmaal op de plantages aanbeland, dan werden ze maar zelden door verkoop uit elkaar gehaald. Onder de vrije kolonisten in de Nieuwe Wereld vond veel meer migratie plaats, terwijl slaven generaties lang op dezelfde plaats bleven. De slavernij heeft de hechte gezins- en familiebanden juist bevorderd. Pas na de afschaffing van de slavernij begonnen de vrijgelatenen te trekken, en dat verzwakte de sociale cohesie. Eenoudergezinnen zijn niet het gevolg van de slavernij.

Alleen met de zweep regeerde je niet lang
En wat voor de familieband gold, was ook van toepassing op de tienerzwangerschappen. Die waren althans op de plantages in het Caribische gebied ongewoon. Slavinnen kregen juist relatief laat hun eerste kind, althans in vergelijking met de vrije en onvrije bevolking van Noord-Amerika. Verkrachtingen kwamen voor, maar elke plantagedirecteur of opzichter wist wat de consequenties waren als hij om die reden een conflict zou krijgen met de grote overmacht aan slaven. Dat kon al snel uitlopen op een staking, een opstand of vergiftiging. Terughoudendheid was ook nodig bij het uitdelen van straffen, want alleen met een zweep regeerde je niet lang. Op de plantages was veel meer sprake van geven en nemen dan de abolitionisten in Europa zich konden indenken. Om winst te maken was een goede verhouding tussen het management en de slaven essentieel en daarom was het de slaveneigenaren en opzichters geraden zich stipt aan de gebruikelijke werktijden te houden en op tijd de wekelijkse en maandelijkse voedsel-, tabak- en drankrantsoenen ter beschikking te stellen net als een stukje grond voor het telen van eigen gewassen en ieder half jaar de gebruikelijke lappen stof en gebruiksvoorwerpen uit te delen, zoals messen, vishaken en pijpen.

Dat de slaven geen bezit hadden is eveneens een mythe. Die werd doorgeprikt toen er na de afschaffing van de slavernij opeens een koopgolf in de voormalige slavenkoloniën ontstond. De slaven bleken in de loop der tijd met de verkoop van groenten en pluimvee zoveel gespaard te hebben dat zij zich na hun vrijlating dure kleren konden veroorloven, terwijl een enkeling zelfs met een eigen paard en wagen trots op zondag ter kerke ging. Niets wijst erop dat gedurende de slaventijd diefstal, moord en doodslag aan de orde van de dag waren. In Europa waren procentueel veel meer politieagenten en soldaten en dat doet vermoeden dat de koloniale slavensamenlevingen veel minder werden geteisterd door oorlogen, opstanden en criminaliteit dan Europa. De relatief hoge misdaadcijfers onder de nakomelingen van de slaven kunnen weer niet worden toegeschreven aan de slavernij, maar moeten het gevolg zijn van ontwikkelingen in de periode daarna.

Zelfs de verklaring voor de frequent voorkomende hoge bloeddruk onder zwarten in de VS kan niet teruggrijpen op de slavenhandel, want onder de nakomelingen van de slaven in het Caribische gebied en Brazilië komt hypertensie niet vaker voor dan gemiddeld, terwijl hun voorvaderen dezelfde verschrikkelijke oversteek hebben gemaakt als de slaven, die naar Noord-Amerika werden vervoerd. Weer blijkt het slavernijverleden de verkeerde kop van Jut.

Het verband tussen industrialisatie en slavernij blijft onduidelijk
Blijft nog het financiële argument. Heeft het Westen, en Nederland in het bijzonder, niet zoveel aan slavenhandel en slavernij verdiend dat daarmee de uitzonderlijke rijkdom van ons land kan worden verklaard, en zou dat geen basis kunnen zijn voor herstelbetalingen? Onze voorouders zouden zich toch nooit met zulke mensonterende praktijken hebben ingelaten als het niet veel had opgeleverd?

Alweer werkt de geschiedenis niet mee. Het verband tussen de industrialisatie en de winsten uit de slavenhandel en slavernij is voor Engeland al moeilijk aan te tonen, hoewel dat land de meeste slaven over de Atlantische Oceaan vervoerde, waarschijnlijk een van de meest winstgevende slavernijsystemen had en als eerste industrialiseerde.

Voor ons land is dat verband geheel afwezig, want anders dan in andere landen verschrompelde de Nederlandse slavenhandel in de loop der tijd tot twee of drie schepen per jaar, terwijl er bovendien nergens zoveel plantages zo snel failliet zijn gegaan als in de Nederlandse koloniën in de West.

De handel met de slavenkoloniën en de verwerking en verkoop van de daar geproduceerde koffie en suiker zorgden wel voor extra inkomen in sommige Zeeuwse en Hollandse havensteden, maar dat extra geld was van marginale betekenis. Van elke tien schepen die uit Nederland vertrokken, voeren er zeven naar Europese bestemmingen, twee naar Afrika en de West en één naar de Oost. Dat de langeafstandshandel en de koloniale landbouw in de Tropen vol risico's waren en gepaard gingen met een desastreus hoge sterfte onder Europeanen en niet-Europeanen van hoog tot laag, betekende nog niet dat die activiteiten en producten alleen al daarom bijzonder winstgevend waren. Ze waren zelfs niet van uitzonderlijk belang waren voor de Nederlandse economie.

Hadden de slaven het echt slechter dan de achterblijvers?
Maar ook al heeft Nederland geen groot voordeel van zijn slavenkoloniën gehad, dan nog zou een financiële compensatie op zijn plaats kunnen zijn, want slaven verdienden minder dan vrije arbeiders in de koloniën. Dat is in onze ogen onrechtvaardig. Het is mogelijk om de desbetreffende gegevens uit de archieven op te diepen en uit te rekenen wat de slaven per dag in natura verdienden (voedsel, kleding, huisvesting, medische zorg) en dan vast te stellen hoe groot het verschil was met het dagloon van een vrije arbeider ter plekke. Dat verschil vermenigvuldigen we met het geschatte aantal dagen, dat de slaven in de loop der eeuwen hebben gewerkt en klaar is Kees. Er komt dan overigens nog wel een praktisch probleem om de hoek kijken: aan wie dient dan welk deel van dat bedrag te worden uitbetaald? De meeste nakomelingen van de slaven uit de Nederlandse koloniën Curaçao, Suriname, Guyana, Elmina, Zuid-Afrika, Ceylon en Java hebben meestal niet alleen maar slaven als voorouders, maar ook vrije koloniale onderdanen.

Daar komt nog een historisch bezwaar bij, want deze berekening lijkt te suggereren dat de slaven geen bezwaar hadden tegen hun verplaatsing naar de overzeese koloniën. Dat is in strijd met de feiten. Alles wijst erop dat zowel de Afrikaanse als de Aziatische slaven tegen hun zin van huis en haard zijn weggerukt en dat ze liever slaaf waren gebleven in Afrika en Azië. Daarom dienen we het inkomen van de slaven in de Europese koloniën niet te vergelijken met dat van de vrije arbeiders ter plekke, maar met dat van hun lotgenoten thuis. Dan blijkt er tussen alle ellende toch nog een lichtpuntje te zijn, want de koloniale slaven en hun nakomelingen verdienden en verdienen veel meer dan de nakomelingen van de slaven met een Afrikaanse of Aziatische eigenaar. Dat geldt zeker voor degenen die vanuit de koloniën op den duur naar Europa konden verhuizen. Zo bedraagt het gemiddeld inkomen in Ghana op dit ogenblik rond de 2300 euro per jaar, in Suriname 5400 euro en in Nederland ruim 32.000 euro. Zo bezien bestaat er voor een financiële compensatie van gederfd inkomen tijdens het slavernijverleden geen reden.

Racisme is ook niet exclusief voor slaven
Zelfs het Europese racisme, de venijnige basis onder de koloniale slavernij is niet exclusief verbonden met het slavernijverleden. Niet alleen slaven en hun nakomelingen, maar ook vrije Afrikanen en Aziaten waar ook ter wereld werden het slachtoffer van het westerse superioriteitsgevoel; net als de Joden, Sinti en Roma, die nooit slaven zijn geweest.

Al deze gegevens wijzen erop dat het slavernijverleden niet langer kan dienen als verklaring of excuus voor maatschappelijke achterstand. Het ziet ernaar uit dat de nakomelingen van de slaven net als andere etnische groepen in Nederland langs dezelfde meetlat dienen te worden gelegd. Daarop scoren die groepen hoog, die godsdienstige verdraagzaamheid tonen, weinig criminaliteit kennen, hoog zijn geschoold, goed hun talen spreken, veel innovatieve ondernemers voortbrengen, bekwame politieke leiders leveren, een gering beroep doen op sociale uitkeringen en veel spaarzin aan de dag leggen. Dat de voorvaderen van de oorspronkelijk uit Turkije afkomstige Nederlanders de Verlichting hebben gemist, dat de voorvaderen van de Marokkaanse en Vietnamese Nederlanders ooit door de Fransen zijn gekoloniseerd, dat de Europese Nederlanders tussen 1794 en 1813 en tussen 1940 en 1945 twee bezettingen hebben doorstaan, dat de voorouders van de Joodse Nederlanders gedurende de laatste bezetting bijna zijn uitgemoord, dat de voorouders van de uit Ghana afkomstige Nederlanders slaven hebben verkocht en dat de voorouders van veel ex-Surinamers en Antillianen gedwongen uit Afrika zijn gehaald en als slaven hebben geleefd, zal altijd in herinnering blijven. Maar mededogen zal dat niet meer opleveren, laat staan maatschappelijke of financiële credits.

Piet Emmer (1944) was hoogleraar geschiedenis van de Europese expansie. Met Jos Gommans schreef hij 'Rijk aan de rand van de wereld. De geschiedenis van Nederland overzee, 1600-1800' (2012)

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden