Column
Scholen moeten 'nee' gaan zeggen tegen de overheid
Gerrit Barendrecht werd geboren aan de overkant van mijn straat en bracht zijn hele leven door in deze oude arbeiderswijk, eerst als onderwijzer, daarna als directeur van twee basisscholen. Begin deze maand ging hij met pensioen. De balans opmakend van vier decennia onderwijs in Rotterdam-Feijenoord, stuurde hij een brief naar de krant.
Het afscheid van de school viel hem ‘licht en zwaar tegelijk’, schreef hij. In zijn directeurskamer had hij de leerlingen altijd kunnen horen zingen; dat geluid zal hij gaan missen, om maar iets te noemen. Maar niet de regelgekte tot achter de komma, de illusie van maakbaarheid, het leunen op protocollen en toetsresultaten. Het deed me allemaal sterk denken aan wat ik voor het boekje ‘Het klopt wel, maar het deugt niet’ had opgetekend uit andere sectoren van de samenleving: overal wordt de bedoeling van wat we doen gestold in codes en de persoonlijke bezieling om zeep geholpen.
Ik stuurde Barendrecht een mail en op een regenachtige ochtend vertelde hij me wat meer over de struikelblokken die er liggen voor het onderwijs aan kinderen die toch al - buiten hun schuld - een slechte uitgangspositie hebben. Hoe kun je ervoor zorgen dat zij tot hun recht komen, dat ze gezien worden, hun talenten ontwikkelen, een gevoel van eigenwaarde ontwikkelen, zich op hun plek weten in Nederland? Het is terecht dat de politiek, zowel landelijk als lokaal, het niveau van het onderwijs in ‘slechte’ wijken omhoog heeft willen krikken, zei Barendrecht. Daar is in Rotterdam onder de huidige vicepremier Hugo de Jonge (die Barendrecht nog als onderwijzer in zijn team heeft gehad) ook succes mee geboekt.
Maar dit succes is wel het resultaat van een moedwillige blikvernauwing: alle kaarten werden gezet op de Citotoets, en dus op het cognitieve. Kennisoverdracht, uitgedrukt in meetbare resultaten. Kinderen klaarstomen voor de toets, niet voor het leven. Het spontane, persoonlijke, artistieke, inventieve en dynamische komt in het gedrang. Barendrecht wil docenten die weleens een boek openslaan, de krant lezen, met hun leerlingen over de wereld praten. Hij begint over de educatieve kracht van het theater, over een jongetje dat er niks van bakte in de klas, maar bleek te kunnen dansen en toneelspelen als de beste, over het effect van samen muziek maken en op een echt podium staan. Wat kiep je overboord als hiervoor geen ruimte meer is?
Dat is de andere helft van zijn verhaal: dat er veel te weinig ruimte is. Letterlijk en figuurlijk. Vanwege aftandse gebouwen en te grote klassen. Plus de overbelasting, door extra lesuren op zwakke scholen. Naast alle bijkomende taken; lang leve de protocollen, groeidocumenten, leerlingvolgsystemen en strategische visies. Dat leerkrachten staken voor meer salaris begrijpt Barendrecht heel goed, maar er moet iets fundamentelers gebeuren, vindt hij. Directies, besturen en koepelorganisaties moeten ‘nee’ gaan zeggen tegen de overheid.
Als ik de nieuwe minister van onderwijs was, zou ik hem eens op de koffie vragen.
Lees ook:
- Met pijn in het hart niet meer voor de klas
- De leerling centraal is een risicovolle trend