ColumnHans Goslinga
Rutte heeft zich ontwikkeld tot de baas van een familiebedrijf dat het land runt
Voor premier Rutte is er na bijna dertien jaar in het Torentje nauwelijks nog verschil tussen een Kamerdebat en een verjaardagspartij in liberale kring. “Dat is waar hè, Aukje?”, zei hij deze week in de Tweede Kamer tegen staatssecretaris De Vries van financiën tijdens het debat over de toeslagenaffaire.
Een onschuldig vloekje tegen de habitus in het verkeer tussen regering en parlement, maar tegelijk onthullend. De VVD beschouwt het besturen van het land als een familiebedrijf. Neef Dennis, minister van onderwijs Wiersma, moest deze week even langs de VVD-fractie om excuses te maken voor zijn maniakale gedrag tegen zijn ambtenaren. Is geen zaak van het parlement, kan in familiekring worden afgedaan. De Kamer staat erbij en kijkt ernaar.
Bureaucratie lijkt een monster van Frankenstein
In het debat over het toeslagenschandaal, door Rutte tot gek wordens toe aangeduid als ‘die vreselijke affaire’, werd eens te meer duidelijk hoe machteloos de Tweede Kamer momenteel is. In dubbel opzicht. PvdA en GroenLinks verwoordden dat zo: je kunt de premier niet twee keer wegsturen voor dezelfde zonde. En als het wel zou kunnen, wat zou het herstel van het onrecht aan de toeslagenouders ermee geholpen zijn?
Het laatste houdt steek, maar laat ook zien dat de impasse totaal is. De bureaucratie lijkt een monster van Frankenstein, dat onaangedaan zijn verwoestende gang gaat. Niemand kan het nog stoppen: Kamerleden niet, bewindslieden niet en topambtenaren niet. Al in 2017 waarschuwde een topjurist van de Belastingdienst voor de ontsporingen, maar dat had geen gevolgen. De aanpak bleef meedogenloos. Of de ambtelijke top van het ministerie wist het niet, of hield zich Oost-Indisch doof. Voor de organisatie van de overheid en een gezonde werking van de democratie is het eerste zorgwekkender dan het tweede. Voor de publieke moraal is zowel het een als het ander slecht, om het even of dat nu wel of, zoals het OM vindt, niet vatbaar is voor vervolging.
De moderne democratie is 250 jaar geleden in Amerika ontstaan uit de diep gevoelde overtuiging dat het volk invloed behoorde te hebben op de belastingheffing. Het credo van de Amerikaanse revolutie was: geen belasting zonder vertegenwoordiging. Hoe moet je vanuit dat perspectief naar de huidige crisis in ons bestel kijken?
Grootste doolhof ter wereld
Het slechte nieuws houdt trouwens niet op. Het Kamerlid Omtzigt onthulde deze week dat de Belastingdienst het onterecht geplaatste fraudemerkje achter de naam van tienduizenden burgers breed heeft gedeeld binnen de overheid en zelfs met private instellingen. Burgers die van dit kaïnsteken af willen, omdat ze er grote hinder van ondervinden, komen in een labyrint dat zelfs het voorstellingsvermogen van Kafka te buiten zou gaan. “Het grootste doolhof ter wereld”, aldus Omtzigt.
In mijn vorige column haalde ik de Amerikaanse wetenschapper Walter Russell Mead aan, die onlangs schreef: ‘Zowel bij elites als bij het grote publiek heerst het gevoel dat dingen ons sneller overkomen dan we ze kunnen begrijpen, laat staan in de hand houden’. Dat mag als een verzachtende omstandigheid gelden voor de ongrijpbaarheid van digitale systemen, maar het zou nog meer helpen als de overheid dat gewoon zou erkennen in plaats van het beeld van gaafheid overeind te houden (Wiersma heeft negentien beeldpoetsers ter beschikking).
Tergend traag herstel van onrecht
De pest van die systemen, van de fraudesignalisering van de Belastingdienst tot en met de controle bij de zelfscankassa’s in supermarkten, is dat zij uitgaan van wantrouwen in burgers. Geen individuele vrijheid zonder toezicht. Zo is bijna ongemerkt een controlemaatschappij ontstaan met DDR-achtige trekken, het sterkst verbeeld door het obscure Inlichtingenbureau, dat voor gemeenten fraude-achtig gedrag van burgers opspoort. Ik houd niet van overdrijven, maar ik ben bang dat de werkelijkheid mijn verbeelding nog overtreft.
De oppositie houdt in de toeslagenaffaire premier Rutte verantwoordelijk voor het tergend trage herstel van het onrecht. Hoewel dat staatsrechtelijk discutabel is, onderstreept dat alleen maar dat Rutte zich heeft ontwikkeld van premier tot regeringsleider, prozaïsch tot de baas van het familiebedrijf dat het land runt. De Kamer ziet het in elk geval zo en hijzelf ook: “Ik ben uiteindelijk altijd eindverantwoordelijk voor alles vanwege mijn ambt en mijn functie”. Hier is sprake van een oprekking van ambt en taak waarvan illustere voorgangers als Drees, Lubbers en Kok zouden opkijken. Rutte drukt andere ministers uit beeld, zelfs de ijdele Wiersma, en tart zo het beginsel van collegiaal bestuur in ons bestel. Het past bij liberalen als oudste burgerlijke macht een familiaire sfeer op te roepen. Rutte is daar goed in. Maar liever een gezonde wisselwerking tussen macht en tegenmacht in onze democratie dan een bonhomie die de werkelijkheid aan het oog onttrekt.
Hans Goslinga schrijft elk weekend een beschouwing over de staat van onze politiek en onze democratie. Lees ze hier terug.