ColumnSylvain Ephimenco
Russische sporters zijn niet welkom bij de Olympische Spelen
Voor je uit de losse pols om een sportboycot voor een groep atleten gaat vragen, moet je je twee keer bedenken. Het zijn vaak buitenstaanders, politici, publicisten, artiesten of activisten die daar om vragen. Sporters zelf zwijgen meestal. Ze kennen de pijn van het getrainde lijf dat plots naar de onmacht van de ledigheid wordt verbannen. Subiet werkloos voor dat ene sportevenement waarvoor hij zoveel uren, maanden en jaren heeft opgeofferd. Niet omdat hij buiten zijn perimeter van sportindividu een onvergeeflijke misstap heeft begaan, bijvoorbeeld door doping te gebruiken. Maar omdat hij simpelweg bij geboorte tot een collectief behoort dat door de gemeenschap wordt uitgesloten. Dit is het meest pijnlijk, omdat de sporter moet boeten voor de daden van een regime dat hij misschien niet eens ondersteunt.
Er zijn niet al te veel gevallen van sporters die jarenlang werden uitgesloten van internationale sportevenementen vanwege de verdorvenheid van hun bestuurders. Zuid-Afrikaanse sporters zijn het bekendste voorbeeld. Van 1964, in Tokio, tot en met 1988, in Seoul, mochten ze niet aan de Olympische Spelen deelnemen wegens het politieke systeem van de apartheid dat in hun land heerste. Dit zijn zeven Olympische (Zomer)Spelen in totaal, die meer dan een heel sportleven dus besloegen. Dodelijk voor een topsporter.
Met de lange uitsluiting van Zuid-Afrika werd door de internationale gemeenschap een krachtig signaal afgegeven: er mag geen plaats zijn voor geïnstitutionaliseerd racisme op deze planeet. Zeker tijdens een sportevenement waarin bij uitstek geen onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende huidskleuren.
Volgend jaar worden de Olympische Spelen in Parijs gehouden en de vraag is of Russische atleten tot de lichtstad moeten worden toegelaten. Mijn bescheiden antwoord, als bescheiden sporter die nog in 2007 wereldkampioen werpvijfkamp atletiek werd in de categorie master 50 jaar, is nee. Een krachtig nee dat zonder aarzeling uit mijn toetsenbord komt.
Kwaadaardige mogendheid
Ik heb natuurlijk de column van chef sport John Graat gelezen vorige week in Trouw. Daarin pleit hij voor het toelaten van Rusland en zijn argumenten klinken vrij redelijk. Maar volgens mij blijft één punt discutabel als hij schrijft: ‘Zullen we strenge morele en politieke grenzen die Europa voor Rusland eist dan ook gaan trekken voor andere foute landen? Sporters uit Iran, Noord-Korea en China mogen gewoon in Parijs meedoen, ter meerdere eer en glorie van abjecte regimes die hun eigen volk de mond snoeren.’ De gevallen die hij noemt gaan over interne kwesties in die landen, en hebben niet het universele karakter van het racisme dat door Zuid-Afrika was geïnstitutionaliseerd.
Rusland is als agressor een buurland binnengevallen, tracht een culturele genocide te plegen, deporteert kinderen, vernietigt structuren in Oekraïne die essentieel zijn voor de levensvatbaarheid van zijn inwoners. Het Rusland van Poetin wil een soevereine natie elimineren en dreigt daarbij de rest van de wereld met een nucleaire apocalyps. Leden van deze kwaadaardige mogendheid, hoe pijnlijk ook wegens hun eventueel individuele onschuld, moeten uit internationale organisaties worden geweerd. Er mag volgend jaar in Parijs geen Russische sporter tot de Olympische Spelen worden toegelaten.
Drie keer per week werpt columnist Sylvain Ephimenco zijn blik op de actualiteit. Lees zijn columns hier terug.