ColumnAbdelkader Benali
Roald Dahl is perfect voor het fantaserende kind
Roald Dahl maakte van mijn vader een held.
De Zweedse dichter Lars Gustafsson schrijft over de stilte van de wereld voor Bach. De gedachte van een wereld zonder Bachs muziek is onvoorstelbaar en maakt zijn muziek des te indrukwekkender. Zo is er de wereld voor Roald Dahl en die erna. De boeken die ik voor Dahl las, schotelden een overzichtelijk humanistisch wereldbeeld voor waarin goed en kwaad netjes van elkaar gescheiden waren, en de slechtheid die me werd gepresenteerd was bovennatuurlijk, het overkwam de mens, was er niet inherent aan.
En toen sloeg ik Roald Dahl open. En kwam de literaire klad erin. Begon het met De reuzenperzik, of was het Sjakie en de de chocoladefabriek of was het toch het heerlijke avontuur van Daantje, de wereldkampioen? Op Daantje kom ik terug.
Dahl schrijft over een wereld bevolkt door wezens die kinderen niet noodzakelijkerwijs goedgezind zijn. Kwaadaardig uit hun ogen kijkende monsters met wratten op het gezicht, een loensende blik, een lever vol gal. Een wereld waarin het voor het kind alle hens aan dek is. Waarin goedheid wordt gevonden bij wie je die het minst verwacht. Later moest ik bij Dahl denken aan die raadselachtige beginregels uit Patmos van Holderlin:
‘Nabij is/ en moeilijk te vatten de god/ Waar echter gevaar is, groeit het reddende ook.’
Durf te dromen
Die kwaadwillende monsters dat zijn wij, mensen. En Roald Dahl bood me de instrumenten om die monsters te verslaan. Durf te dromen, gebruik je verbeelding als pikhouweel om de berg van de realiteit te beklimmen, wees op je hoede voor gladde praters. Dahl opende werelden in me. En wie de wereld kan lezen, kan tegenover die wereld zijn wereld stellen.
Het kloppende hart van de verhalen van Dahl is het verlangen van de mens naar duurzame, liefdevolle en vriendschappelijke relaties. Ze geven het kind macht om die relaties aan te gaan, op zijn voorwaarden. Macht ontfutselen aan volwassenen is de mooiste machtsgreep die er is. Ontdekken dat diegene van wie je het meest verwacht, je ouders, ook maar kwetsbare, gepijnigde, gemankeerde wezens zijn, is een pijnlijke ontdekking. Een bevrijdende ontdekking ook wanneer je weet dat je samen kan optrekken, als gelijken.
Ouders die je beschermen en koesteren. Wat had ik toen behoefte aan die geruststelling. En dan kom ik bij mijn lievelingsboek Daantje, de wereldkampioen, dat me deed dromen van een vader die net als die van Daantje helpt bij het vangen van fazanten. Zo’n vader wilde ik ook: een verhalenverteller, een durfal, een kameraad. Een vader om in het struikgewas het vallen van de avond af te wachten.
Ik bedenk me ineens dat het vangen van deze fazanten gebeurde op een manier die heden ten dage door dierenbeschermers meteen bestreden zou worden. De fazanten worden slaappillen gevoerd! En ploffen van de hoge takken een voor een neer op de grond. Ik hoor ze in mijn geestelijk oor opnieuw ploffen. Die fazanten worden trouwens gered van de moord die een jager op ze wil plegen.
De wereld van Dahl is angstaanjagend, wild en grillig. En dus perfect op maat gesneden voor de woekerende fantasie van het kind, op zoek naar nieuwe verbanden om het leven te begrijpen. Val Dahl niet aan, hij gaf ons slechts een spiegel van ons onvermogen om mens te zijn. Leg je daar als mensen bij neer en redding is nabij.
Abdelkader Benali (1975) is schrijver. In 1996 debuteerde hij met ‘Bruiloft aan zee’, in 2003 won hij de Libris Literatuur Prijs voor zijn roman ‘De langverwachte’. Om de week schrijft hij voor Trouw een column. Lees ze hier terug.