ColumnHans Goslinga
President Rutte moet terug in het hok
De verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn al een halve eeuw een strijd om het premierschap. Of dat nou goed of slecht is, het is een politieke realiteit, waaruit echter nog steeds niet de consequenties worden getrokken.
De meest voor de hand liggende consequentie zou zijn dat de winnaar van de strijd zich aan het schrijven van een regeerprogram zet en daarvoor steun van een meerderheid zoekt in het nieuw gekozen parlement. Na de eerste naoorlogse verkiezingen in 1946 ging dat nog zo. De katholiek Beel schreef een program en stuurde dat naar de fracties in de Tweede Kamer. Hij kreeg positieve reacties van zijn eigen KVP en de PvdA, de twee grootste partijen, en vormde in minder dan veertig dagen een kabinet.
De methode-Beel heeft geen navolging gekregen. In plaats daarvan ontwikkelde zich een traditie van lange formaties met steeds meer tussenstappen, waarbij pas als alle punten en komma’s zijn gezet de kandidaat-premier naar voren stapt om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Dat een nieuw kabinet na een proces van eindeloos erwten wegen al in een sfeer van bevangenheid aantreedt, is niet zo vreemd en verklaart de opmars van het monisme, de drang om alle dingen te beheersen.
Den Uyl ging meteen als formateur aan de slag
Den Uyl (PvdA) heeft in de jaren zeventig gepoogd het patroon van ‘ondoorzichtig knutselen van enkelingen’ te doorbreken door na de grote overwinning van de PvdA meteen als formateur aan de slag te gaan. Doordat hij in het elfde uur mislukte, is zijn formatie juist als schrikbeeld voor Den Haag de geschiedenis in gegaan. Het monisme met zijn dikke regeerakkoorden en Torentjesoverleg heeft nadien een hoge vlucht genomen.
Den Uyl was de eerste politicus die met de leus ‘Kies de minister-president’ het premierschap tot inzet van de Kamerverkiezingen maakte. Die inzet heeft gretig navolging gekregen, zijn besluit direct zelf verantwoordelijkheid voor de machtsvorming te nemen niet.
De uitzondering is 1994, toen Wim Kok (PvdA) met succes de methode-Beel toepaste, maar pas nadat eerdere pogingen tot coalitievorming waren vastgelopen. De discrepantie tussen een open strijd om de macht en het direct daaropvolgende gesloten proces van machtsvorming is gebleven. Nog altijd is de formatie, zoals toenmalig Kamervoorzitter Anne Vondeling schreef, ‘een weinig verheffend schouwspel’.
Remkes bepleitte twee stemmen voor de kiezers
De staatscommissie-Remkes, die in de afgelopen regeerperiode ons bestel op sterke en zwakke punten doorlichtte, omschreef de kabinetsformatie als een ‘black box’. Als oplossing stelde zij een gekozen formateur voor, die binnen drie maanden zou moeten proberen een kabinet te vormen. De kiezers zouden twee stemmen krijgen, een op de macht-in-wording, een op de controle van de macht. Dat was nog niet zo gek, het voorstel poogde in elk geval recht te doen aan de gegroeide praktijk, maar in het monistische Den Haag was het meer dan een brug te ver.
De liberaal Rutte heeft uit de bestendiging van zijn positie als leider van de grootste partij wel een andere consequentie getrokken, die een nieuwe ontwikkeling laat zien. In de waarneming van informateur Tjeenk Willink: “De minister-president wordt meer president dan minister”. Die sluipende transformatie is tijdens de pandemie scherper zichtbaar geworden, in veelvuldige aanwezigheid van Rutte in de Kamer en op de televisie, in zijn toespraken tot het volk vanuit het Torentje, en ook in het aantrekken van een lid van een oppositiepartij (Van Rijn, PvdA) als tijdelijk minister voor medische zorg. Maar er is ook een meer structurele ontwikkeling, die al langer gaande is.
Het coalitieoverleg als menagerie van Rutte
In de tijd van koning Willem I stonden de door hem benoemde leden van de Eerste Kamer bekend als de ‘ménagerie du roi’, het beestenspul van de koning. Nu kunnen we bijna spreken van de ‘ménagerie de Rutte’, het wekelijkse conclaaf van premier, vicepremiers en fractieleiders dat als machtscentrum van de coalitie de macht van het kabinet ondergraaft. Het collegiaal bestuur is de afgelopen jaren als het ware verplaatst van de Trêveszaal naar kleinere kringen rond de premier, van waaruit aan het begin van de formatie ook de verkenners (Jorritsma, Ollongren, Koolmees, Van Ark) werden gerekruteerd.
De strijd om het Torentje zou de winnaar uit respect voor de kiezers moeten verplichten aanstonds de vorming van een kabinet ter hand te nemen. In plaats daarvan zie je bij de winnaars steeds sterker een terugtrekkende beweging, bij Rutte bijna in een soort presidentiële bovenpartijdigheid. De wat verdekte boodschap in het eindverslag van Tjeenk Willink is dat de premier terug moet in het hok van de constitutionele verhoudingen. Als macht en tegenmacht willen floreren, is het nodig het dualisme tussen regering en parlement weer zichtbaar te maken. De meest radicale stap van Rutte zou zijn fractieleider in de Tweede Kamer te blijven.
Hans Goslinga schrijft elk weekend een beschouwing over de staat van onze politiek en onze democratie. Lees ze hier terug.