ColumnStevo Akkerman
Plattelandskiezers hingen de vlag ondersteboven, het CDA kon het verder schudden
Ik denk dat het nog te vroeg is om een In Memoriam te schrijven voor het CDA, maar dat kan aan mijn opgeruimde karakter liggen. Vanuit de partij zelf klinkt verdriet, neigend naar rouw. “Woensdag was de dag waarop we konden vaststellen: vanaf nu is het CDA niet meer relevant,” concludeerde de voorzitter van het CDJA in NRC. Mijn partij is het niet, maar mijn stamboom bevat genoeg ARP-DNA om de teloorgang van de christendemocratie te betreuren. Hoewel de christendemocratie eigenlijk al eerder uit het CDA wegsijpelde. “De partij is geestelijk failliet”, zei partijprominent Henk Woldring in 2010. “In elk geval als christendemocratische partij is zij opgehouden te bestaan.”
Wat is het CDA? Voor John Kuijt, scheidend voorzitter van de afdeling-Rotterdam, lijdt zijn club onder het imago een boerenpartij te zijn, daar hebben ze in de stad ‘heel veel last van’. “We hebben de boeren ook te lang naar de mond gepraat”, zegt hij. Daar denken ze op het platteland heel anders over, daar nam de ene na de andere CDA-afdeling afstand van de landelijke partij omdat die de boeren tekort zou doen: ‘Haagse politiek, totaal de weg kwijt, onacceptabel’. Plattelandskiezers hingen de vlag ondersteboven, het CDA kon het verder wel schudden.
Geen stadspartij, geen boerenpartij, wat dan wel? Wil je het onversneden christelijk hebben – als zoiets bestaat – dan moet je bij CU of SGP zijn. Zoek je een gewoon een rechtse volkspartij zonder vrome praatjes, dan ga je naar de VVD. Met andere woorden: het is nog niet zo gemakkelijk het CDA als merk in de markt te zetten, om het marketing-bargoens eens te lenen. De partij heeft dit zeker geprobeerd, wat resulteerde in de jacht op de stem van de benarde burger, de doelgroep die dreigde te bezwijken voor de verleiding van populistisch-rechts. Maar gewerkt heeft het niet, en geïnspireerd door Pieter Jan Dijkman, directeur van het Wetenschappelijk Instituut, wil het CDA weer een partij met een verhaal worden in plaats van ‘een marketingmachine met holle leuzen’, zoals hij zei in De Groene.
Misschien is het de moed der wanhoop, maar ik noem het toch moed: een partij die in onze mediacratie de politieke inhoud voorop stelt. Het wordt ook belichaamd door enkele nieuwe CDA-Kamerleden die durven te laten zien waarvoor ze staan. Maar dat geldt dan weer niet voor de partijleider, die niet alleen onzichtbaar is vanwege zijn reizend bestaan, maar ook omdat het lijkt alsof hij niet zozeer spreekt, maar dingen opzegt. Alsof hij niet gelooft in zijn eigen teksten.
Maar de leiderschapskwestie, die het CDA de afgelopen jaren al bracht tot ernstige zelfmutilatie, is niet het grootste probleem voor de partij. Men wil christendemocratisch zijn, uitgedrukt als ‘Minder ik, meer wij’. Zo’n wij bestond ooit, het vormde een verbindend element over sociale klassen heen, het verbond stad en land, en het heette een zuil. Aan de orthodoxe randen bestaan zulke zuilen nog, maar in het ontzuilde midden, waar het CDA woont – zeg rk-kerk, zeg PKN, of dat milieu – is de politieke eenvormigheid verleden tijd. Dat is een goede zaak, maar niet voor het CDA. Hoe schept een partij – met excuus voor dit lelijke taalgebruik – een nieuw wij dat niet elders al bestaat?
Drie keer per week schrijft Stevo Akkerman een column waarin hij de ‘keiharde nuance’ en het ‘onverbiddelijke enerzijds-anderzijds’ preekt. Lees ze hier terug.