Opinie
Ook over Bali mogen we niet zwijgen
Als we openheid willen geven over het Nederlandse koloniale verleden, moet zeker de Bali-expeditie in 1906 niet worden vergeten, stelt lezer Henk Vos
Het verleden van Nederlands-Indië blijft ter sprake komen. Oogkleppen weg, vindt Eduard Steinmetz (Opinie, 31 augustus). Het gaat in het debat echter nooit over Bali. Daar gaan heel wat Nederlanders naar toe, zonder de geschiedenis te kennen.
Op Bali zijn in 1906 meer dan duizend mannen, vrouwen en kinderen afgeslacht door Nederlands geweervuur (sommigen doodden zichzelf met hun kris). In die tijd was Bali nog niet geheel onder controle van de Nederlandse overheid. Belangrijker, er was in die regio een zeer lucratieve handel in opium. Nederland wilde die in handen krijgen.
De directe aanleiding voor de uitbarsting van geweld was een conflict over het jutten van een gestrand schip. Nederland stuurde een gezantschap met zeer vernederende voorwaarden naar de vorst van Badung (nu Denpasar). De vorstelijke familie wist dat ze geen schijn van kans had tegen de Nederlanders: ze had geen kanonnen en vuurwapens.
Afgeslacht
De Balinezen waren niet bang voor de dood, wel voor gezichtsverlies. Ze besloten tot een puputan, een traditionele zelfmoordaanval. De hele koninklijke familie kleedde zich in haar mooiste staatsiegewaden en liep vanuit het paleis, met gouden krissen en speren in de hand, de Nederlandse soldaten tegemoet. Die hebben met hun geweervuur de hele familie afgeslacht. De tellingen van het aantal slachtoffers variëren tussen de 1000 en 3600. Meer details, inclusief foto's, zijn op internet te vinden.
Er werden officiële verslagen van de gebeurtenissen naar Den Haag gestuurd. De Nederlandse overheid had hier geen enkele belangstelling voor. Eenzelfde puputan kon dan ook in 1908 plaatsvinden elders op Bali.
De Nederlanders begrepen de cultuur van de Indonesiërs niet en gingen nietsontziend te werk voor hun eigen belangen. Daardoor bestaan er nu nog maar weinig afstammelingen van de Balinese koninklijke families.
In Nederland moeten zich tientallen gouden krissen bevinden uit die periode, in musea. Wordt het niet tijd om die terug te geven? Voor krissen in particulier bezit geldt hetzelfde. Dat is beter dan ze als nachtrustverstorende elementen aan de muur te laten hangen. Ook al zijn er geen schuldigen meer in leven, in het Nederlandse collectieve onbewuste werken schaduwen van het verleden, die ons op onvoorspelbare wijze parten blijven spelen. Het doorbreken van de collectieve ontkenning kan hier genezend werken.