ColumnIrene van Staveren
Omdat wij spullen lekker goedkoop willen hebben, vervuilt China
Historisch gezien heeft ons land aardig wat bijgedragen aan de wereldwijde CO2-uitstoot. Nederland is al lang geleden geïndustrialiseerd en kent ook zware industrie, van petrochemie tot staalindustrie. Daarnaast leveren Schiphol en de Rotterdamse haven, met zijn enorme containeroverslag voor consumptiegoederen, een aardige bijdrage aan de broeikasgassen.
Veel ontwikkelingslanden zijn pas een paar decennia bezig met industriële productie op grote schaal. Hun CO2-uitstoot neemt weliswaar hard toe, maar stelt historisch gezien niks voor. De rijke landen hebben met zijn allen de beschikbare ruimte – tot de grens die de opwarming van de aarde moet beperken tot 1,5 graden – bijna helemaal opgebruikt.
Je zou denken dat we ons daar misschien voor zouden moeten schamen of op z’n minst ongemakkelijk bij zouden voelen. Want we hebben daarmee ontwikkelingslanden de mogelijkheid ontnomen om ook zo’n industriële ontwikkeling door te maken en voor de inwoners daar om ook allemaal een koelkast, magnetron, mobieltje, auto en vliegvakanties te hebben.
Druppel op een gloeiende plaat
Maar gek genoeg wijzen sommige politici juist met de beschuldigende vinger naar landen als China, maar ook naar India, Mexico en Zuid-Afrika, waar de CO2-uitstoot snel toeneemt. Zij zouden de klimaatboosdoeners zijn met hun snelle toename van broeikasgassen. Daarom zou onze uitstoot nog maar een druppel op een gloeiende plaat zijn. En zouden we ons dus helemaal niet zo druk hoeven te maken over isolatie, warmtepompen, elektrische auto’s en zonnepanelen.
Onnodige drukte en weggegooid geld wanneer we ons klimaatbeleid bezien op wereldschaal, zo luidt de boodschap van deze politici.
Het is een heel geslepen framing waar menigeen met open ogen intrapt. Maar dit wijzen naar opkomende economieën als de steeds grotere vervuilers is een onterechte afleidingsmanoeuvre. Niet alleen omdat de afgesproken daling van de uitstoot in het Westen helemaal niet wordt gerealiseerd. Maar ook omdat die boodschap suggereert dat het Chinese uitstoot is, voor de Chinese economie, en daarmee een volledig Chinese verantwoordelijkheid. Dat klopt helemaal niet.
Het blijft ónze vervuiling
Een groot deel van de uitstoot van de Chinese industrie wordt veroorzaakt door de productie van ónze consumptiegoederen. En in opdracht van westerse merken. Kijk maar om je heen, naar wat je aan hebt, wat in je tas zit of in de keuken staat of op de tafel: allemaal spullen uit Chinese fabrieken die werken voor westerse merken en consumenten.
De meeste consumentenproducten om ons heen zijn gemaakt in China – niet voor Chinezen, maar voor ons. Omdat wij dat zo lekker goedkoop vinden. Bijvoorbeeld onze sokken, mobieltje, laptop, koffieapparaat, kandelaar en handschoenen. Als die hier in fabrieken met Nederlandse lonen gemaakt zouden moeten worden onder Nederlandse milieuwetgeving, dan zouden we er misschien wel het dubbele voor moeten betalen.
Natuurlijk is internationale handel een groot goed waar ons kleine land niet zonder kan. Maar laten we wel beseffen dat we hiermee de snel stijgende Chinese CO2-uitstoot ook tot ons probleem hebben gemaakt. Met andere woorden: met de verplaatsing van productie van onze spullen naar opkomende economieën hebben we tevens onze vervuiling verplaatst. Maar het blijft tot op zekere hoogte wel ónze vervuiling.
Irene van Staveren is hoogleraar ontwikkelingseconomie aan de Erasmus Universiteit. Voor Trouw schrijft ze om de week een column over economie. Lees ze hier terug.