ColumnHans Goslinga
Niet alleen de Nokia van Rutte is eindig
In een aanval op het wantrouwen dat in onze dagen de politieke arena beheerst, bracht premier Rutte deze week in de Kamer een onverwachte ode aan Hans Wiegel en Joop den Uyl. “Zij bestreden elkaar op het scherpst van de snede, maar met groot onderling respect en vanuit de inhoud.”
Volgens Rutte hielden mensen daarom van de politiek. Nu keren zij zich van Den Haag af, omdat “alles begint bij wantrouwen, bij een absoluut fundamenteel gevoel dat de zaak wordt geflest, belazerd. Dat gebeurt keer op keer in de debatten”.
Het was nogal verrassend dat Rutte zo’n gunstig licht wierp op de politiek in de jaren zeventig. Het was een tijd van heftige polarisatie, waarbij zowel de PvdA als de VVD de macht van het christelijke midden poogde te breken. Dat pakte voor beide partijen gunstig uit. De VVD van Wiegel won in de verkiezingen na het kabinet-Den Uyl zes, de PvdA tien zetels. De opkomst van 88 procent is nog altijd een record.
In die zin klopte de waarneming van Rutte. Het is ook waar dat de kemphanen Den Uyl en Wiegel elkaar met een soort van goedmoedig sarcasme bejegenden. Voor de aanhangers van de christelijke partijen waren het minder prettige tijden. Zij voelden zich de verliezers van de culturele revolutie, beroofd van alles wat hen dierbaar was, in het defensief gedreven. Anders dan Rutte het voorstelde, zat er in de polarisatie destijds wel degelijk onverdraagzaamheid en ook giftigheid.
Beschadiging lijsttrekker CDA, hoofdstuk 1
Dries van Agt, de eerste kopman van de christen-democraten, ervoer een Kamerdebat over een gevluchte oorlogsmisdadiger waarin de PvdA hem keihard aanviel als ‘beschadiging lijsttrekker CDA, hoofdstuk 1’. Tekenend is dat hij zich toen net zo opstelde als Rutte deze week: als jullie me niet meer vertrouwen, stem me dan weg.
Ook Rutte gaf het politieke vertrouwen in hem een sterk persoonlijk karakter. Dat is misschien onontkoombaar als de polarisatie te ver wordt doorgevoerd en exclusief op de persoon wordt gericht, maar het werkt vertroebelend. Niet alleen voor de zaak die aan de orde is, maar ook voor de verhouding tussen parlement en regering. Als persoonlijke emoties het staatsrecht als kompas verdringen, is het eind zoek, omdat de politiek in dat geval wordt teruggebracht tot de vraag: ben je voor of tegen Rutte?
De ware politicus behoort volgens de Duitse denker Max Weber (1864-1920) naast verantwoordelijkheidsgevoel en inschattingsvermogen, hartstocht mee te brengen. Dat stelt hem of haar in staat ‘krachtig en langzaam te boren in hard hout’. Emoties werken op deze missie van alledaags heldendom verstorend en brengen een onzuiver element in het debat.
Bij Rutte staat de aanval op het wantrouwen niet op zichzelf
Rutte is niet de eerste die zo’n moment van staatkundige ontregeling of zwakte beleeft. De natie kon dat ook zien bij Lubbers, Kok en Balkenende, op momenten dat zij zich in hun persoonlijke integriteit voelden aangetast. Bij Rutte staat de aanval op het wantrouwen niet op zichzelf. Minister Hugo de Jonge ging hem recent voor met kritiek op het wantrouwen waarmee de Kamer hem bejegent. Het is staatsrechtelijk de omgekeerde wereld, maar je mag er als teken van de tijd niet te snel aan voorbijgaan.
Een verschil tussen nu en de jaren zeventig is dat het politieke bestel toen nog veerkrachtig was. Van Agt slaagde er zelfs in de polarisatie in zijn voordeel om te buigen. Hij verenigde katholieken onder en protestanten boven de rivieren in hun aversie tegen de onverdraagzame PvdA en markeerde de eigen positie van het CDA onder het motto ‘We buigen niet naar links, we buigen niet naar rechts’.
Nog een verschil. De polarisatie was destijds een strategie, een middel om de christelijke kiezers tot een keuze tussen conservatief en progressief te dwingen; nu is het veel meer een doel op zichzelf, een verdienmodel voor macht en invloed. Van ideologische gedrevenheid is nauwelijks sprake.
Haperde Ruttes inschattingsvermogen?
Het is geen toeval dat de partijen die donderdag de motie van wantrouwen van Wilders tegen premier Rutte steunden, nooit regeringsverantwoordelijkheid hebben gedragen. Op Wilders zelf na. Hij droeg indirect verantwoordelijkheid als gedoger van Rutte I, maar kon al snel de hitte van de keuken niet aan. De polarisatie nu is schel en hol, zonder een reëel alternatief, laat staan vanuit een omvattend idee.
Max Weber zei een eeuw terug: “Waar niets is, heeft niet alleen de keizer, maar ook de proletariër zijn recht verloren”. Daarmee is de vertrouwenscrisis die de toeslagenaffaire blootlegde ten diepste aangegeven. Rutte markeerde de omslag van gezond naar giftig wantrouwen ook precies in die periode. Haperde zijn inschattingsvermogen, net als zijn Nokia, dat hij daaruit geen consequentie trok?
Hans Goslinga schrijft elk weekend een beschouwing over de staat van onze politiek en onze democratie. Lees ze hier terug.