Het is turncoaches niet kwalijk te nemen dat ze toen zo hard waren voor hun pupillen, vindt schrijver/publicist Mark Schalekamp.
Een aantal turncoaches ligt onder vuur. Ze hebben hun pupillen mishandeld, fysiek en mentaal. De turnbond grijpt hard in: die coaches worden op non-actief gezet. ‘Figuren die dit soort zaken op hun kerfstok hebben, mogen niet meer actief in de topsport zijn’, zegt NOC-NSF. Terecht natuurlijk? Nee, integendeel.
Het begon een kleine twee weken met de biecht van coach Gerrit Beltman. Ja, hij had grenzen overschreden. Deed hij nu niet meer, zijn stijl is nu 180 graden anders. Het gaat hem niet meer om het resultaat, zegt hij in het Noordhollands Dagblad. Het is te hopen dat zijn huidige werkgever, de Singaporese turnbond, dit niet leest: die zal toch echt van hem verwachten dat Beltman topturners aflevert die medailles winnen.
En zoals dat ook ging ten tijde van #MeToo volgden na de eerste onthulling fluks andere beschuldigingen. Zo zou ook Vincent Wevers, bondstrainer en vader van topturnsters Lieke en Sanne, zich misdragen hebben volgens verschillende oud-pupillen – overigens niet volgens zijn dochters. Nog voordat hij zich kon verweren, stopte de turnbond het programma dat hij begeleidde.
‘Je kreeg geen kans kind te zijn’ werd hem en zijn kompanen onder meer verweten. Pupillen, jonge meisjes, werden gekleineerd, afgeblaft. Wanneer ze iets te dik bleken, kregen ze te horen dat ze ‘koeien’ waren.
Tja, zo gaat dat. Wereldwijd willen ontelbare meisjes Olympisch kampioen worden, schitteren als de Amerikaanse Simone Biles. Waar mannelijke turners pas pieken na hun 20ste, wanneer hun lichamen het sterkst zijn, zijn de meeste meisjes dan al zo’n beetje met pensioen. Alleen kleine en lichte meisjes zijn gebouwd om uit te blinken op de balk, mat of aan de ringen.
Vroeg beginnen dus en ja, dat zal heus ten koste gaan van ‘kind zijn’. Als een Nederlands tienjarig turnmeisje een paar uur training inlevert omdat ze liever met vriendinnen speelt, zal ze haar Oekraïense en Chinese concurrenten niet meer kunnen verslaan. Want die trainen wel, of ze het nu leuk vinden of niet. Ben je iets te dik? Dan gaat dat waarschijnlijk ten koste van je prestaties. Kun je niet presteren onder druk? Zul je de top niet halen.
Te hard voor veel jonge meisjes
Het zal een harde wereld zijn, te hard voor heel veel jonge meisjes. Niet verwonderlijk dat er onder hen meer zullen kampen met anorexia bijvoorbeeld. Maar de taak van bondscoaches is om goede turnsters op te leiden, niet goede mensen – wat dat dan ook moge zijn. Dat piepjonge turnsters na verloop van tijd echt geen zin meer hebben in hun sport doordat hun coaches te hard zijn, is iets dat hun ouders zouden moeten zien. Zij zijn verantwoordelijk.
‘Ik heb me aangesloten bij de cultuur die er toen was’, voert Wevers aan als excuus, ‘het was een foute tijd, dat vind ik met de kennis van nu heel erg.’ Nu zou hij turnsters meer inspraak gunnen. Het is maar de vraag of ze daarmee ook beter worden: hoe goed kan een tienjarige beoordelen of de trainingsaanpak haar de nieuwe Simone Biles maakt?
Ik vind het een valide excuus van Wevers: zo ging het er toen aan toe. Dat vond men, bond, ouders en andere betrokkenen kennelijk oké. Binnen die toen geldende normen waren Wevers en andere coaches niet extreem, maar gewoon, harde coaches. Zoals een turncoach hoort te zijn.
Er is een parallel met het veroordelen van historische figuren, iets dat nu mode is. VOC-voorman Jan Pieterszoon Coen bijvoorbeeld vinden we ineens een grote schoft, terwijl ook van hem kan worden gezegd dat hij binnen de normen van zijn tijd, die vroege 17de eeuw, geen kwade was. En dat lijkt me het belangrijkste criterium. Geldt ook voor turncoaches – zo’n ingewikkelde spagaat is dat niet.
Lees ook:
Turncoach Wevers ontkent gebruik van fysiek geweld
Turncoach Vincent Wevers heeft naar eigen zeggen nooit fysiek geweld gebruikt tegen turnsters.
Ook de topsport heeft baat bij een focus op plezier
De georganiseerde sportwereld is enkel gericht op presteren. Juist andere waarden zouden leidend moeten zijn, stelt Gea Groenendijk.