ColumnHans Goslinga
Khadija Arib is een grotere held dan John Bercow
Kamerleden zijn geldbeluste baantjesjagers, verkokerde beroepspolitici, die in een afgescheiden wereldje eindeloos bakkeleien.
Het aanzien van de Kamer is ernstig gedaald, hoe hard de leden ook werken. De oorzaak is dat ze een eigen politiek spel spelen, los van het landsbelang. Deze kritiek zal u bekend voorkomen en deze ook: ‘De debatten leveren een hopeloos gewauwel op. Alles wat in het afgelopen jaar in de Kamer is gezegd, had in een vijfde van de spreektijd gekund.’ Logisch dus dat de Kamer een commissie, onder leiding van haar nestor Kees van der Staaij (SGP), aan het werk zette met de opdracht een effectievere vergaderorde te bedenken. Dat is niet gelukt en dat kon ook niet. Het is geen kwestie van instrumenten, maar van cultuur, zei Van der Staaij.
De politiek commentator van deze krant, Lex Oomkes, trok daaruit mismoedig de conclusie dat de positie van de Kamer nog marginaler zal worden. Die positie was in zijn ogen al ernstig verzwakt sinds het dualisme met de komst van regeerakkoorden in de jaren zeventig van de vorige eeuw om zeep is geholpen.
Spektakel
Dat is het lot van een zittende Kamer: zij wordt altijd gespiegeld aan een groots verleden of aan de buren, waar het gras uiteraard groener is. De tv-rubriek ‘Nieuwsuur’ zette de saaiheid van ons parlement af tegen beelden van het spektakel in het Britse Lagerhuis en het Amerikaanse Congres. De teruggetreden speaker van het Lagerhuis, John Bercow, is hier zelfs een held geworden.
Arme Tweede Kamer. Of valt het misschien wel mee? De kritiek die ik bovenin heb weergegeven is niet recent, maar komt uit een Kamerdebat over invoering van het algemeen kiesrecht in 1916 en uit een brief van de latere premier Colijn aan een vriend uit 1906. Het kan de huidige Kamerleden dus troost bieden dat zij nog een groots verleden voor zich hebben, zelfs als die grootsheid bij nadere beschouwing kleiner uitvalt.
De afstand tussen Kamer en kabinet was in de eerste naoorlogse decennia wellicht groter dan nu, maar dat had meer te maken met de heersende gezagsverhoudingen dan met een zelfstandiger positie van de Kamer. Zo eiste de katholieke premier Beel in 1947 na kritiek op het kabinetsbeleid in een briefje aan KVP-fractieleider Romme een vertrouwensvotum van de fractie. Zo niet, dan zou hij aftreden. Beel kreeg in een vertrouwelijk beraad zijn zin. De schijn was dualisme, het wezen monisme.
Voordeel
Louter kijken naar de vergadercultuur geeft een te enge kijk op de positie van de Kamer. Beter is het die positie af te meten aan de hoofdtaken die Anne Vondeling in 1975 als Kamervoorzitter formuleerde: het hoeden van de democratie, zorgen dat het land wordt geregeerd, het beleid van de regering controleren en wetten maken. Dan valt de balans, zonder chauvinistisch te zijn, gunstiger uit dan in de Angelsaksische landen.
Een voorbeeld: een omstreden kwestie als de abortus provocatus is hier na twintig jaar debat politiek geregeld in een wet; in de VS besliste de hoogste rechter tot legalisering, maar is de kwestie nog altijd een politieke splijtzwam. Ook andere controversiële zaken als euthanasie, homo- en vrouwenrechten zijn hier sneller en adequater geregeld dan bij onze Atlantische vrienden. Tegen dat voordeel kun je de gesloten kabinetsformatie wegstrepen.
Stampvoeten
In de Verenigde Staten zijn de machten scherper gescheiden, waardoor zij sneller tegenover elkaar staan en patstellingen dreigen. Hier zitten de uitvoerende en wetgevende macht dichter op elkaar. Dat heeft voordelen, maar het kan ten koste gaan van de controlerende taak en het vergroot de kans op een grijze gehaktbal van verantwoordelijkheden, onverteerbaar voor de kritische burgers. Dat euvel wordt nog versterkt door een coalitiecultuur, die naarmate zij meer gesloten is de oppositie minder kans geeft op invloed en het politieke debat tot een wassen neus maakt. Stampvoeten is voor de oppositie dan het enige alternatief.
In ons bestel is het lastig een evenwicht te vinden tussen representatie en het creëren van draagvlak voor slagvaardig bestuur. De toenemende spanning tussen een en ander veroorzaakte in 2002 de steekvlam van de Fortuyn-revolte, waarna de Kamer besloot oppositiepartijen meer ruimte te geven zaken aan de orde te stellen. Gevolg: filevorming op de Kameragenda, nieuwe frustratie. De remedie is wijze zelfbeperking, een kwestie van cultuur, ja.
Ondanks de tekortkomingen is er geen reden voor mismoedigheid over de positie van het parlement. Het is nog altijd vliegwiel van het publieke debat en, met het Malieveld als buitenplaats, brandpunt van de strijd tussen belangen. Misschien wel het meest onderschat is de integrerende kracht van de Kamer, zeker in deze tijd van veranderingen. In dat perspectief is onze speaker Khadija Arib een grotere held dan John Bercow.
Hans Goslinga schrijft elk weekend een beschouwing over de staat van onze politiek en onze democratie. Lees ze hier terug.