ColumnStevo Akkerman
Hoe de dood – een heel goed onderwerp – met de dag naderbij kwam
De afgelopen week kwam het onderwerp van deze column met de dag naderbij geslopen. De dood dus. Ja, die komt sowieso elke dag dichterbij, maar dat bedoel ik niet.
Het begon op woensdag, geheel onverhoeds. Terwijl ik dringend andere dingen moest doen, ging ik door mijn Facebookberichten en stuitte op een tekst van Huub Oosterhuis. Misschien is het een overbekende tekst, dat weet ik niet, ik ken zijn werk niet goed. Maar voor mij waren deze afscheidswoorden nieuw: ‘Wat ik gewild heb/ Wat ik gedaan heb/ Wat mij gedaan werd/ Wat ik misdaan heb/ Wat ongezegd bleef (...) Al het beschamende neem het van mij/ en dat ik dit was en geen ander/ dit overschot van stof van de aarde/ dit was mijn liefde/ Hier ben ik.’
Ik zocht er de muziek bij – een prachtig-meditatieve compositie van Antoine Oomen – en dacht: voor mijn begrafenis, ooit, vroeger of later. Tegelijkertijd schoot me te binnen hoe mijn vader, alweer anderhalf jaar geleden gestorven, een mapje had waarin hij door de jaren heen noteerde hoe zijn uitvaart moest verlopen; als we dat script hadden gevolgd zaten we nu nog naar Bach te luisteren.
Op donderdag volgde een appje van een vriend waarin hij vertelde dat zijn vader was overleden, ‘in alle vrede’, 92 jaar oud. Weer dacht ik aan mijn eigen vader, die 86 werd. Eenzelfde generatie, en wij de volgende.
Op vrijdag kreeg ik het boek Vertroostingen psychiater Dirk De Wachter in de bus, voor op de stapel ‘nog te lezen’. Ik bladerde het door en las alvast de inleiding, over de haarspeldbocht waarin hij door ziekte terecht was gekomen. “Een bijzondere ervaring: bedreigend, angstwekkend, de dood ademde koud in mijn nek.”
En toen kwam Trouw zaterdag met het begin van een reeks over hoe wij sterven, een heel goed onderwerp. Er is veel gaande rond dit altijd weer eenmalige gebeuren, het blijkt uit de cijfers die de krant bracht en ook uit het verhaal van de 88-jarige vrouw die haar eigen moment koos, nog voordat de vastgestelde alzheimer haar verder kon aantasten. Twee kwesties bleven me bezighouden.
De eerste volgt uit de enquête die uitwees dat 57 procent van de mensen die euthanasie zouden overwegen, zwaar laat meetellen dat zij geen last willen zijn voor hun naasten of de maatschappij. Dat roept de vraag op of hun vraag om euthanasie voortkomt uit hun eigen situatie – die per definitie ‘last’ met zich meebrengt – of dat ze zich verplicht voelen te vertrekken omdat de omgeving, inclusief het haperende zorgstelsel, niet in staat is voldoende hulp te bieden. Dat zou zeker reden voor alarm moeten zijn in een vergrijzende samenleving.
De tweede kwestie is die van de rol van de arts als het gaat om stervenshulp bij mensen die hun leven voltooid achten of een verslechtering vrezen waarvan het verloop onzeker is. Als individu kun je denken in termen van zelfbeschikking, maar de arts is gebonden aan regels, waarbij de vraag is of de beoordeling van iemands doodswens wel een medische aangelegenheid is. Ik denk eigenlijk van niet.
Intussen zit De Wachter – ik ben toch al verder gaan lezen – met zijn vrouw op een bankje. “Gewoon stil, wij tweeën, zonder veel te zeggen. Kunnen spreken over de dood is troostend, en niet over hoeven te spreken is dat ook.”
Drie keer per week schrijft Stevo Akkerman een column waarin hij de ‘keiharde nuance’ en het ‘onverbiddelijke enerzijds-anderzijds’ preekt. Lees ze hier terug.