column
Het frustrerende aan het racismedebat? Het gaat nooit over racisten
Vooropgesteld: het is bemoedigend om te weten dat er in Den Haag één politicus is die het grote zwijgen over de normalisering van racisme, xenofobie en moslimhaat in politiek en media wil doorbreken.
Sigrid Kaags eigen ontwikkelingsbeleid is opportunistisch – net als haar voorgangster Ploumen ziet ze hulp als instrument tegen migratie en voor Nederlandse handel – maar ik was blij dat ze het gevreesde r-woord niet schuwde, afgelopen zondag in haar Abel Herzberglezing. Dat ze ook de privésfeer van ‘racistische grappen in een appgroep’ noemde. En dat ze racisme persoonlijk durfde te maken door de uitsluiting te noemen die haar deels Palestijnse kinderen meemaken. Kaag zei dat ze via haar man en kinderen soms ook zelf als vreemdeling wordt behandeld in Nederland.
Voor mensen die zelf niet het doelwit van onderdrukking zijn omdat ze mondiaal tot de machtigste groep behoren, kan het racisme dat een dierbare meemaakt soms de ogen openen voor de destructieve kracht ervan. En toch is het niet hetzelfde als zelf dagelijks met racisme moeten leven: die handtas die even wordt vastgeklemd als je langsloopt, die winkelier die je blijft schaduwen, die zakelijke relatie die in eerste instantie alleen tegen je witte collega praat.
Funest
Dat besefte ik toen Kaag het onderwerp ‘identiteitspolitiek’ aansneed in haar toespraak. Ik vreesde al dat ze het letterlijk als een strijd van álle identiteiten – wit, zwart, links, rechts – zou typeren. En ja hoor, net als de rest van Nederland snapt ook Kaag niet wat identiteitspolitiek is en waar het vandaan komt. “Identiteitspolitiek kan funest uitwerken”, speechte ze.
Oh ja? Zeg dat maar tegen tegen de zwarte feministische geleerden die deze term in de jaren zeventig muntten als emancipatoire term. Zij beseften dat witte feministen nooit hun strijd voor hen zouden strijden. Dat zowel hun onderdrukking als hun bevrijding lag in hun identiteit en dat ze die dus centraal moesten stellen in hun politiek.
Criticus Sander Philipse schreef eerder op OneWorld dat “de verworvenheden waar iedere politieke partij prat op gaat te danken zijn aan bewegingen die zich organiseerden rond een identiteit. De vrouwenbeweging leidde tot het vrouwenkiesrecht, de arbeidersbeweging tot de inperking van bepaalde vormen van arbeidsuitbuiting, de homorechtenbeweging tot het openstellen van het huwelijk, en zo kunnen we nog wel even doorgaan.”
Zulke fundamentele mensenrechtenbewegingen samentrekken met bijvoorbeeld de opmars van alt-right is onnadenkend en ronduit gevaarlijk. Er is geen rechtse, witte, mannelijke variant van identiteitspolitiek. Dat heet gewoon machtsbehoud.
Oproep aan iedereen
Dus werd Kaags aanklacht tegen racisme en xenofobie langzaam vaag. Het was een oproep aan iedereen. Alsof we allemaal witte mannen zijn die een snelweg blokkeren om een racistische karikatuur te behouden. Ze noemde geen Theo Hiddema die rassentheorieën of n-woorden door het hart van de democratie slingert. Ze noemde geen Tweede Kamer, inclusief voorzitter, die zweeg toen Wilders tegen Tunahan Kuzu zei: “Dit is ons land. Dit is niet uw land. Wegwezen, meneer Kuzu.” En dat is precies het frustrerende aan het racismedebat in Nederland: dat gaat zo wel steeds vaker over racisme, maar nooit over racisten. Het wijst nooit daders aan.
Zo doet iedereen en niemand aan identiteitspolitiek. En zo is iedereen en niemand verantwoordelijk voor systematische onderdrukking. Wie moet je dan aanspreken als je het zwijgen zat bent?
Columns van Seada Nourhussen leest u op trouw.nl/seadanourhussen.
Lees ook:
Abel Herzberglezing door Sigrid Kaag: Wees niet stil, onze stem is nodig
Samenleven is niet alleen samen praten maar vooral ook samen dóen. Dat zei Sigrid Kaag, minister voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, zondag in de 29ste Abel Herzberglezing.