lessen van de crisis
Het cadeau van de crisis:gemeenschapsfinanciering
Tien jaar geleden viel de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers. Daarmee begon de financiële crisis die wereldwijd banken, verzekeraars, bedrijven, werknemers, huizenbezitters en woning-zoekenden, regeringen en parlementen meesleepte.
Hebben we er iets van geleerd? Vandaag het zesde en laatste deel van een serie waarin Trouw terugblikt. Ronald Kleverlaan, directeur van het European Centre for Alternative Finance, over het positieve gevolg van de crisis: een krachtige opkomst van ‘community financiering’. Die levert niet alleen financieel, maar ook sociaal rendement op.
Voordat de crisis begon, voerden financiële rendementen wereldwijd de boventoon. Het gewone publiek ging de anonieme aandelenmarkten op, de banken centraliseerden, allemaal met het doel zoveel mogelijk financieel gewin te behalen. Spaargeld werd in complexe financiële producten geïnvesteerd, die weinig toevoegden aan de werkelijke economie.
Hierdoor werd de afstand steeds groter tussen particulieren die hun geld beschikbaar stelden en de projecten en ondernemers die het geld nodig hadden. Geld was geen middel meer om projecten te realiseren. Het vergaren van meer geld werd een doel op zich. Particulieren – let wel: ook de ‘gewone’ spaarders – hadden geen zicht meer op wat er met hun geld gebeurde, laat staan dat ze er invloed op hadden.
Door deze focus op financieel rendement hadden lokale en burgerinitiatieven zwaar te lijden. Het was lastig om geld aan te trekken. Ze voldeden niet aan de verwachtingen van financiers die hoge rendementen wilden zien op hun investeringen. En toen kwam de klap, de crisis.
Geldkraan dicht
Tijdens de kredietcrisis werd het helemaal op een houtje bijten voor maatschappelijke initiatieven. Vanwege het (veronderstelde) hogere risico en lagere financiële rendement draaiden de banken de geldkraan dicht. Duurzame energieprojecten en sociale woonconcepten kwamen hierdoor moeilijk van de grond. De overheid, druk met zware bezuinigingen, sprong ook al niet bij.
In de steek gelaten door hun banken begonnen burgers zelf het initiatief te nemen. Ze wilden investeren in de échte economie en in projecten waar ze zelf in geloofden. Financieel rendement was daarbij slechts een van de motivaties. Impact op de buurt, het klimaat of de maatschappij was minstens zo belangrijk. Het is te zien aan de opkomst van duurzame banken, zoals Triodos en ASN Bank, maar vooral aan de sterke groei van alternatieve financiering: kredietunies (investeren in lokale ondernemers), coöperatieve wind- en zonneparken en crowdfunding.
De successen zijn er inmiddels, zoals bij de opwekking van duurzame energie en financiering van lokale (buurt)winkels. Maar in andere sectoren, zoals de zorg en huisvesting, waar de komende decennia veel geïnvesteerd moet worden, zou dit dubbele rendement – financieel en sociaal – fors kunnen stijgen. Ook daar zijn voorbeelden van, zoals de Knarrenhoven, waar bewoners bewust voor elkaar zorgen en Herenboeren, een collectief waarin mensen samen eigenaar zijn van een boerderij die duurzaam voedsel produceert. Burgers hebben zelf het vastgoed ontwikkeld en gefinancierd in plaats van dit over te laten aan projectontwikkelaars. Ze zijn er klaar voor en willen niet afhankelijk zijn van externe financiers die vaak voorrang geven aan financieel rendement boven duurzaamheid. Het is een kwestie van doorzetten.
Geen luchtkastelen
Het geld is er. Op dit moment hebben Nederlandse huishoudens 300 miljard euro aan spaargeld en 125 miljard euro geïnvesteerd in beleggingen. Het overgrote deel wordt via banken en (internationale) aandelenbeurzen geïnvesteerd en komt niet ten goede aan lokale projecten.
Wat als we weer teruggaan naar de basis en een deel van dit vermogen beschikbaar stellen aan lokale projecten? Dat zal de lokale economie in (krimp)-regio’s een boost geven, en geeft bovendien kansen aan innovatieve zorg- en woonconcepten.
Het zijn geen luchtkastelen. Voortrekkers zijn er aan de overkant van de Noordzee: in het Verenigd Koninkrijk is deze ontwikkeling al langer gaande, uit nood geboren. Doordat er beperkte overheidsfinanciering is voor maatschappelijke projecten, zijn regio’s meer op zichzelf aangewezen. Lokaal investeren wordt actief gestimuleerd. Er is specifieke wetgeving voor burgerinitiatieven (lokale coöperaties of community benefit societies). Deze organisaties kunnen community shares uitgeven, waarmee laagdrempelig financiering op te halen is in de eigen gemeenschap, met veiligheidskleppen tegen speculatie. In de afgelopen jaren hebben 120.000 burgers al meer dan 100 miljoen pond in dit soort projecten geïnvesteerd, wat veel werkgelegenheid en aanvullende investeringen heeft opgeleverd.
Een overheid die de participatiemaatschappij promoot en wil dat burgers meer initiatieven nemen om maatschappelijke problemen op te lossen, moet hiervoor de belemmeringen wegnemen. Dat kan en moet sneller. In het laatste regeerakkoord staat het ‘Right-to-Challenge’, waardoor burgers zelf overheidstaken mogen overnemen. Een goed initiatief, maar daarbij hoort een nieuwe manier van financieren.
Lokaal investeren is belangrijk voor duurzame ontwikkeling en leefbaarheid. Maar financiering is vaak de achilleshiel van burgerinitiatieven. Met betrokkenheid en donaties alleen kunnen dit soort initiatieven niet groeien. Met community financiering kan dat wel. Zorg voor de juiste juridische en fiscale structuur, promoot goede voorbeelden en geef ruimte aan burgers die maatschappelijke uitdagingen willen aanpakken. Zij zullen dit dan gaan financieren met sociaal én financieel rendement.
Lees ook: Tien jaar geleden verloor ze haar baan bij Lehman Brothers, nu verkoopt Natalia Rogoff pasta
Bij Lehman Brothers verkocht Natalia Rogoff rommelhypotheken. Tot ze het roer omgooide.
Tien jaar na de val van Lehman Brothers zijn er nog volop risico’s
Het is tien jaar geleden dat de Amerikaanse bank Lehman Brothers failliet ging. Het faillissement zette een keten van gebeurtenissen in gang die op enig moment niet meer te stoppen leek.
We hebben bar weinig geleerd van de val van de Lehman-broers
Van IJsland tot Italië en van Duitsland tot Portugal wilden bankiers graag geloven dat je dagelijks voor miljarden kon handelen in derivaten zonder daar grote risico’s mee te lopen.