Column
Griet Op de Beeck heeft alsnog woorden gegeven aan de ervaring uit haar jeugd
Ik wist nog hoe ze had verteld, het was bij ‘Zomergasten’ in 2016, dat ze ooit op het punt stond om van een brug te springen en was gered door een vrachtwagenchauffeur.
Het was heel laat op de avond, het was donker, de brug was hoog, en ze was al over de railing geklommen toen die chauffeur met zijn lichten had geflitst. Dat had haar tegengehouden. “Er is altijd iemand die wél om je geeft”, besefte ze, “ook al is het een wildvreemde”.
Ik wist ook nog dat ze in die uitzending had gezegd dat onvoorwaardelijke liefde tussen ouders en kinderen alleen bestaat van de kant van de kinderen. Dat vond ik pijnlijk om te horen als kind, en nog pijnlijker als ouder.
En ik wist nog dat ze iets heel belangrijks had geformuleerd over de kunst van het schrijven, over de noodzaak om het donker in jezelf te zoeken en te schrijven over precies datgene waarover je liever zou zwijgen. “Uw grootste noden zijn uw grootste troeven.”
Onuitgesproken zinnen
Maar hoe open ze ook was, of wilde zijn, Griet Op de Beeck liet altijd iets onuitgesproken. Ze gaf hints over haar jeugd, maar maakte haar zinnen nooit helemaal af, om het zo uit te drukken. En waarom zou ze? Iedereen heeft het recht dingen voor zichzelf te houden.
Maar nu, bij het verschijnen van een nieuw boek, het eerste deel van een trilogie, heeft ze toch de moed gevonden het hele verhaal prijs te geven. Eerst in ‘De Wereld Draait Door’, vervolgens in het Belgische weekblad Humo. Een lang stuk, mijn printer begon van schrik Vlaams te praten: ‘zestien vellen papier’. Het was ook een Vlaams woord uit de mond van Op de Beeck dat me het meest trof: ‘mismeesterd’. Ik hoorde er een kruising in tussen ‘misbruikt’ en ‘overmeesterd’, precies wat haar is overkomen: tussen haar vijfde en negende jaar was ze het slachtoffer van haar incestueuze vader.
Om dit zo expliciet te kunnen zeggen, heeft de schrijfster haar jeugdjaren als een puzzel moeten reconstrueren, aan de hand van 107 ‘secundaire bewijzen’. Niet alleen waren de herinneringen verdrongen, zoals bij veel slachtoffers van seksueel misbruik, ze stamden ook nog uit de jaren dat het geheugen nog niet echt ‘talig’ is; alleen de emoties blijven hangen, al dan niet gekoppeld aan angstwekkende beelden. Op de Beeck heeft aan die ervaring alsnog woorden gegeven, op directe wijze in interviews, op indirecte wijze in ‘Het beste dat we hebben’, een roman die niet puur autobiografisch is, maar wel voortkomt uit de ‘grootste verschrikking’ van haar leven.
Ze was aan niemand verplicht dit verhaal te vertellen, behalve aan zichzelf. Maar juist daarom raakt ze anderen.
Lees ook: 'In de ogen van Griet Op de Beeck zag ik mijn eigen zwarte gat'