ColumnHans Goslinga
Er is altijd een opvolger voor Mark Rutte
Het is een gezegde uit de tijd van de postkoets: ‘Je moet niet midden in de rivier van paarden wisselen’. De Amerikaanse president Abraham Lincoln muntte het beeld, Franklin Roosevelt gebruikte het toen hij in 1944, midden in de oorlog, opging voor een vierde termijn als president.
In dat perspectief is het begrijpelijk dat VVD-leider Rutte vorig jaar in de voortwoedende pandemie besloot zich nog een keer voor het premierschap op te werpen. Misschien had hij er in rustiger tijden van afgezien. Op dat moment zat hij al meer dan tien jaar in het Torentje, volgens de staatkundige almanak ver over de kritische grens van acht jaar.
Rutte tart de wijsheid over houdbaarheid
Die grens drukt niet alleen een politieke houdbaarheidstermijn uit, maar ook een oude liberale wijsheid dat je macht moet beperken. Niet voor niets ontstond deze conventie in de nieuwe Amerikaanse republiek als reactie op de voor het leven gekroonde koningen in Europa. Met zijn verkiezingsresultaat, een zetel winst en opnieuw veruit de grootste partij, tartte Rutte in maart de wijsheid over de houdbaarheid en veroverde hij een vers en zelfs klinkend mandaat.
Maar daarmee is dus niet alles gezegd. Hoe verdedigbaar het ook was dat Roosevelt vanwege de Depressie en de Tweede Wereldoorlog aanbleef, na zijn dood legden de Amerikanen constitutioneel vast dat het presidentschap hooguit twee termijnen van vier jaar mocht duren. Dat gebeurde in 1951 in een amendement op de Grondwet. Daarmee was een conventie, waartoe George Washington als eerste president de stoot gaf, harde regel geworden.
In ons bestel kennen we zo’n regel voor het premierschap niet. Dat was ook onnodig zolang de minister-president niet meer was dan ‘de eerste onder zijns gelijken’, de voorzitter van de ministerraad, die besluiten neemt op basis van collegiaal bestuur. Maar er is wel iets veranderd.
Het geheim van Bezuidenhoutseweg 67
De koning is iets minder staatshoofd sinds hij, vanaf 2012, geen rol meer speelt in de kabinetsformatie. De macht van de kandidaat-premier, de leider van de grootste partij, is daardoor gegroeid. Hij heeft domweg meer speelruimte gekregen en het proces van machtsvorming is zo mogelijk nog ondoorzichtiger geworden dan het al was. Wat het geheim van paleis Noordeinde was, werd het geheim van het Binnenhof, sinds deze zomer nog prozaïscher: het geheim van Bezuidenhoutseweg 67.
Het gewicht van de premier was al toegenomen sinds de politici zelf, vanaf de jaren zeventig, de Kamerverkiezingen hebben getransformeerd in een premiersverkiezing. Het gevolg van deze mengfout is ruwweg dit: meer zicht op de eerste man van de uitvoerende macht, minder zicht van de controlerende macht op de besluitvorming. Het toeslagenschandaal heeft deze scheefgroei in de verhouding tussen de staatmachten scherp in beeld gebracht.
Het is niet terecht, maar wel begrijpelijk dat deze ontsporing is samengevat onder het kopje ‘Rutte-doctrine’. De gewilde zichtbaarheid van de premier brengt mee, zeker als hij zo lang zit, dat hij ongewild ook wordt geassocieerd met de schaduwkanten van ‘dit gave land’. De bonus en de malus zijn twee kanten van dezelfde medaille.
Er is altijd een opvolger
Hoezeer ook in tegenspraak met elkaar, roepen zij de vraag op of Rutte beter kan afzien van een vierde ambtstermijn. Als je deze vraag aan de Haagse bittertafels opwerpt, komen er steevast twee tegenwerpingen: hij heeft een stevig mandaat van de kiezers gekregen en er is geen natuurlijke opvolger. Het eerste argument is waar en verdient zelfs een plus omdat Rutte de verkiezingen won in weerwil van zijn politieke verantwoordelijkheid voor een de grootste bestuurlijke schandalen uit onze geschiedenis. Daar staat tegenover dat als Den Haag ernst wil maken met een nieuwe bestuurscultuur, de machtigste man in het spel bij zichzelf te rade moet: kan hij daar het gezicht van zijn?
Het is niet erg dat de democratie hier met zichzelf in tegenspraak is, dat onderscheidt ons bestel van dictaturen. Wat moet het zwaarste wegen, het mandaat voor een nieuwe ambtstermijn of de staatkundige zindelijkheid, voortkomend uit de ervaring dat macht, ook ongemerkt, bedervend werkt? Bij dat laatste gewicht telt op dat Rutte gezagsverlies heeft geleden als premier van alle Nederlanders en, meer dan welke voorganger ook, middelpunt is van een vertrouwenscrisis.
Het argument dat er geen opvolger zou zijn, is relatief. Hier geldt een eenvoudige wet: er is altijd een opvolger. Dat deze vooralsnog vrij onbekend of onervaren is, zegt niets. In het CDA kwam in 1976 Van Agt als een duvel uit de doos, evenals in 2001 het Haagse groentje Balkenende. De een was vijf jaar premier, de ander acht jaar. Dus als de VVD straks op het moment suprême Sophie Hermans naar voren schuift voor het premierschap, zou dat verrassend zijn, in veel opzichten een goed signaal zelfs, maar niet ongewoon.
Hans Goslinga schrijft elk weekend een beschouwing over de staat van onze politiek en onze democratie. Lees ze hier terug.