Het plan van D66 om een vrouw op nummer een te zetten zal geen invloed hebben op het aantal vrouwelijke Kamerleden, schrijven Rozemarijn van Dijk, promovenda aan de Universiteit Antwerpen, en Joop van Holsteyn, politicoloog aan de Universiteit Leiden.
Het is niet gauw goed. Zie het pleidooi van enkele D66-politici voor een vrouwelijke lijsttrekker (Trouw, 26 mei). Met een vrouw als nummer 1 op de lijst worden meer stemmen voor de eigen partij verwacht. Er wordt aandacht gevraagd voor de bescheiden rol van vrouwen in de Nederlandse politiek. Maar het D66-idee van een vrouw in het Torentje is ongelukkig, en weinig ambitieus.
Het is niet zo dat het onderliggende probleem niet bestaat. De Nederlandse volksvertegenwoordiging is immers cijfermatig nooit een goede afspiegeling geweest van de man-vrouwverhouding. Na de Kamerverkiezingen van 2017 was ongeveer een op de drie Kamerleden vrouw. Op Europees, provinciaal en gemeentelijk niveau is het beeld niet beter. En vrouwelijke bewindspersonen vormen structureel een minderheid.
Diagnose
Een vrouw als lijsttrekker zet echter geen zoden aan de dijk. Een diagnose van het probleem van de vrouwelijke ondervertegenwoordiging resulteert niet in die oplossing.
Die diagnose wijst ten eerste uit, dat de verklaring van het bescheiden aantal vrouwelijke Kamerleden niet zit in het kiesstelsel. Internationaal onderzoek heeft aangetoond, dat in kiesstelsels van evenredige vertegenwoordiging vrouwen een goede kans hebben verkozen te worden. Het Nederlandse stelsel is zeer evenredig. Ook het feit dat Nederland als één groot kiesdistrict kan worden beschouwd, zou in het voordeel van vrouwelijke politici moeten werken. Niet genoeg, kennelijk.
Ligt het dan aan de kiezers? Niet erg waarschijnlijk. Recent onderzoek laat zien dat Nederlandse kiesgerechtigden niet of nauwelijks vooroordelen hebben ten aanzien van vrouwelijke politici, of dat eventuele vooroordelen doorwerken in hun electorale overwegingen. Men wil best op een vrouw stemmen, zoals onder meer blijkt uit het hoge aantal stemmen dat de hoogstgeplaatste vrouw op elke kandidatenlijst verwerft.
Al die stemmen op de eerste vrouw op de kandidatenlijst vormen echter een probleem, dat ook het D66-initiatief hindert: ineffectiviteit. Want de vele stemmen op die hooggeplaatste vrouw of zelfs vrouwelijke lijsttrekker hebben geen effect op het totaal aantal vrouwen dat uiteindelijk wordt verkozen. Die ene kandidate krijgt meer stemmen dan nodig om verkozen te raken, en wie profiteert van haar ‘overschot’ hangt af van de lijst als geheel.
‘Het kan nog: alle vrouwen verzamelen!’
Nederland kent een lijstenstelsel en het zijn die lijsten die uitmaken wie verkozen wordt, vooral omdat de volgorde van kandidatenlijsten bepalend is voor het al dan niet verkozen worden. Bij de Kamerverkiezingen van 2017 was het nieuws dat zoveel Kamerleden erin waren geslaagd om via voorkeursstemmen die lijstvolgorde te doorbreken. Maar vergeet niet: het ging om in totaal slechts vier van de 150 Kamerleden. We zien in het algemeen dat het aandeel verkozen vrouwelijke Kamerleden goed correspondeert met het aandeel vrouwen op kandidatenlijsten. Kamerverkiezingen vervullen hun representatieve doelstelling uitstekend, althans als het gaat om de weerspiegeling van kandidatenlijsten.
Het is nog vroeg in de aanloop van de Kamerverkiezingen van maart 2021. Dus het kan nog: alle vrouwen verzamelen! Met name door partijen op hun lijsten. Er kunnen nog, bij D66 en andere partijen, meer initiatieven worden ontplooid die specifiek gericht zijn op een gender-evenwichtige kandidatenlijst. Als partijen erin slagen om onder de eerste twintig of dertig vrouwen op hun lijst evenveel vrouwen als mannen te kandideren, is de kans groot dat die evenredige verhouding zich vervolgens in de Tweede Kamer toont. Waarmee wellicht ook de wachttijd op die eerste vrouw in het Torentje aanzienlijk zal zijn bekort.
Lees ook:
Het woord ‘vrouw’ betekent glad ijs in een Kamerdebat
Grappen tijdens een Kamerdebat over vrouwen, dat ligt gevoelig. Veel Kamerleden herinneren zich hoe nog maar kort geleden vrouwelijke parlementariërs in de wandelgangen spottend ‘kijvende wijven’ werden genoemd als ze in politieke botsingen belandden.