Opinie
Een verkleining van de veestapel is dé weg naar een duurzamere landbouw
Een krimp met een miljoen varkens is maar een kleine stap op weg naar duurzaamheid. Lang niet genoeg, vindt directeur Selçuk Akinci van de Brabantse Milieufederatie.
Na veel gesteggel tussen de varkenssector en betrokken provinciebesturen bracht landbouwminister Carola Schouten deze maand eindelijk het hoofdlijnenakkoord voor de sanering van de varkenshouderij naar buiten. Het resultaat is voorzichtig positief: van de twaalf miljoen varkens die Nederland rijk is – waarvan de helft in Brabant – wil de minister er een miljoen saneren door middel van het opkopen van varkensrechten. Nog lang niet genoeg, maar wel een voorzichtige eerste stap.
Zij stelt voor deze sanering 120 miljoen euro beschikbaar. Met de huidige prijs voor varkensrechten, die in de concentratiegebieden ‘zuid’ en ‘oost’ varieert tussen de 80 en 130 euro per stuk, komt dat neer op een inkrimping van de veestapel met grofweg een miljoen varkens. Helaas is de opkoopregeling vrijwillig. Overlastgevende bedrijven worden niet gedwongen te stoppen, maar slechts verleid met een zak geld.
Tegelijk breekt staatssecretaris Stientje van Veldhoven (milieu) zich het hoofd over falende luchtwassers. Het aantal gebieden waar de geurhinder de norm overschrijdt is in werkelijkheid veel groter dan op papier werd aangenomen. Dat wisten de neuzen van die omwonenden al lang, maar nu is het ook officieel vastgesteld. Het probleem: een eenmaal vergund stalsysteem is legaal en het aantal dieren dat daarmee in de stal gehouden wordt eveneens. De staatssecretaris moet haar mond houden over dieraantallen, want daar gaat ze niet over. Kortom: de geurhinder blijft. De immense overlast wordt niet dwingend aangepakt.
Geen echte oplossingen
Onlangs kwamen ook de resultaten van de klimaatonderhandelingen naar buiten. De landbouw kreeg vooraf al een erg milde doelstelling opgelegd en in het Klimaatakkoord staan vooral korte-termijnmaatregelen. ‘Technische maatregelen krijgen de voorkeur boven volumebeperking’, zo staat te lezen, want ‘sturen op aantallen draagt over het algemeen niet bij aan ontwikkelingsmogelijkheden met bijbehorende milieuwinst voor individuele boeren’.
In plaats van echte oplossingen krijgen we de zoveelste batterij aan end-of-pipe-maatregelen die een duurzame en grondgebonden veehouderij geen centimeter dichterbij brengt. Het bevrijdt de individuele boer niet van het juk van derde partijen als leveranciers van technologie en stalsystemen, veevoer, bestrijdingsmiddelen en de Rabobank.
Toch is er een verrassing: bij het onderdeel varkenshouderij wordt een concrete bijdrage geleverd: ‘de warme sanering van varkenshouderij zal directe klimaatwinst opleveren door het beëindigen van varkensbedrijven en het opkopen en doorhalen van varkensrechten’.
Het is wel makkelijk scoren: het is immers niet de sector zelf, maar de landbouwminister die deze sanering – bedoeld om overlastsituaties op te lossen – moet betalen. Het biedt het kabinet dus een sigaar uit eigen doos.
Wel positief is dat de sector hier toegeeft dat sturen op dieraantallen dus wèl een eenvoudige en effectieve maatregel is om klimaatwinst te boeken. De uitstoot van broeikasgassen, de uitstoot van stikstof en de daarmee samenhangende afname van de biodiversiteit, het overschot aan mest, de geurhinder en de druk op ons grondwatersysteem, het zijn allemaal uitwassen van de steeds intensiever wordende veehouderij. Laten we daarom de koe bij de hoorns te vatten.
Een krimp van de intensieve veehouderij met een miljoen varkens is maar een kleine stap op weg naar duurzaamheid. Dat daar de toekomst ligt, beseffen boeren al lang: vier van de vijf boeren willen verduurzamen, zo publiceerde Trouw na onderzoek naar ‘De Staat van de Boer’. Laten we dus ophouden met het geregel op de vierkante millimeter en echt werk maken van een transitie naar een grondgebonden, natuurinclusieve veehouderij.