ColumnAbdelkader Benali
Een iftar-maaltijd in Amsterdam-Osdorp, ook met Oekraïense vluchtelingen
Het is vrijdagavond op het bovenste platform van de Albert Heijn XL in Amsterdam Osdorp. De zon wordt aan het zicht onttrokken door de grijze bewolking die is komen opzetten, aangejaagd door een grillige wind die de opgehangen vlaggetjes doet wapperen. De parkeergarage is voor de gelegenheid ingericht als een openluchtrestaurant - de 1000 gasten druppelen binnen. Straks als de zon ter kimme neigt, deze archaïsche toon is hier wel op zijn plek, zal het door de toegestroomde moslims en niet-moslims de gemeenschappelijke iftar worden genuttigd, de maaltijd waarmee het vasten wordt verbroken.
Beneden bij de ingang wenst de supermarkt middels een grote banner zijn klanten een gezegende ramadan, moeder en kind maken een foto. De cateraar rolt de soep naar binnen.
Onder de rondhuppelende kinderen is ook het kroost van een groep van 50 gevluchte Oekraïners uitgenodigd om aan te schuiven. Vanochtend hoorden ze over het evenement, vanuit een als noodopvang ingerichte hostel in Slotervaart kwamen ze in busjes hiernaartoe. Ze kijken verwonderd om zich heen, Welkom in Nieuw-West, welkom in Hollands Multicultiland.
Hadden ze begin dit jaar ooit kunnen bevroeden dat ze in april onder een waterige Amsterdamse zon hun lepel in een kommetje Turkse linzensoep zouden dopen? Diana, blauwogige moslima met roze hoofddoek om, praat haar landgenoten bij. “Mijn hoofdmaaltijd tijdens de Ramadan is daar borsjt, een soep op basis van rode bieten en vleesbouillon. Is mijn man thuis dan kook ik het liefst Arabisch.” Wat dan volgt is een opsomming van hartige en zoete lekkernijen die de Levant te bieden heeft. Ik vraag niet naar waar haar man is. De oorlog kan niet ver zijn.
Haar zoon heeft al die tijd roerloos naar ons gekeken; blauwe ogen zo groot als de grootste knikkers, de bonken, die we als kinderen in het gootje schoten. Hoe oud zal hij zijn? Acht jaar? Een menselijk standbeeld; een nieuw land, nieuwe taal, nieuwe ontmoetingen. Het is te veel. Deze nieuwe wereld maakt snel oud. We zijn allemaal vluchtelingen.
Jehan uit Iran is alvast begonnen met eten; hij is gevlucht voor de fundamentalistische mullahs, zijn religie is de mensheid. “Met deze avond laten we de gevluchte mensen zien dat ze veilig zijn bij ons.”
De burgemeester is inmiddels binnengekomen. De Oekraïners gaan met Femke Halsema op de foto. Aan tafel praten we over het nieuwe bewustzijn in de stad nu de corona achter de rug is, en andere uitdagingen zijn opgedoemd. “Er is een emancipatie van woede.” Marokkaanse moeders pikken het niet dat hun wijk naar de knoppen gaat. Woningcorporaties worden ter verantwoording geroepen over het achterstallig onderhoud. De moeders zetten hun hakken in het zand. De mondigheid jaagt de oude garde angst aan. “Het is een nieuwe generatie.” De burgemeester schetst het contrast met de vertegenwoordigende organen die bestaan uit witte vrouwen van middelbare leeftijd. “Er is een verschuiving bezig.”
Aan tafel is Femke Halsema omringd door jonge vrouwen die in de stad op bestuurlijk niveau opereren. Eén van hen was vier toen ze naar Nederland kwam. “Ik ben gevlucht uit Irak.” Ze werd geboren tijdens de no-flyzone boven Irak, ingesteld door de Amerikanen om het Iraakse regime op de knieën te dwingen, eind jaren negentig. “Voor mijn moeder betekende de no-flyzone dat ze geen babymelk voor mij kon halen.”
Abdelkader Benali (1975) is schrijver. In 1996 debuteerde hij met ‘Bruiloft aan zee’, in 2003 won hij de Libris Literatuur Prijs voor zijn roman ‘De langverwachte’. Om de week schrijft hij voor Trouw een column. Lees ze hier terug.