Het is zinvol als ook redacties zich buigen over de ethische kant van hun werk, waar ze wellicht grenzen overschrijden, schrijft Huub Evers. Hij is media-ethicus, ombudsman bij De Limburger en auteur van het Handboek journalistieke ethiek.
Nieuwsorganisaties zouden een huisethicus op de loonlijst moeten zetten, bepleit politicologe en journalist Jasmijn Huisman (Opinie, 21 juni). Journalisten moeten zich bij het schrijven van verhalen en het maken van reportages meer afvragen welke belangen gediend worden door publicaties en welke geschaad. Is waarheidsvinding wel altijd het hoogste goed als bijvoorbeeld de privacy van slachtoffers in de knel dreigt te komen?
Het publieke belang, een zo volledig en feitelijk mogelijke informatievoorziening, staat vaak tegenover het belang van respect voor nabestaanden, stelt ze. Bij dit soort afwegingen is een huisethicus behulpzaam.
In ons land is bij mijn weten maar één nieuwsorganisatie die een huis-ethicus in dienst heeft: regionaal dagblad De Limburger. De schrijver van dit artikel is media-ethicus en ombudsman bij die krant. Hij is overigens niet helemaal de huisethicus die Huisman voor ogen heeft, want hij is de onafhankelijke ombudsman die journalistiek handelen en publicaties achteraf toetst aan journalistieke normen en aan de gedragscode van de krant. Vergelijkbaar dus met de ombudsman zoals Trouw, NRC Handelsblad en de publieke omroep die hebben. Bij de huisethicus als ombudsman zit meteen een mogelijk probleem: wie vooraf meedenkt en adviseert bij het voorbereiden van een publicatie, kan niet achteraf een onafhankelijk oordeel geven over de zorgvuldigheid ervan.
Moreel beraad
Eigenlijk gaat het pleidooi van Huisman over het invoeren van ‘moreel beraad’ op redacties van nieuwsorganisaties. Die term komt uit de wereld van de gezondheidszorg, met name de academische ziekenhuizen, waar kleine groepen onder leiding van een ethicus medisch-ethische kwesties bespreken.
Bij voorkeur gaat het dan om onderwerpen waarmee de deelnemers zelf ervaring hebben. Dat geeft de mogelijkheid om in de loop van het beraad zaken te verduidelijken en aanvullende informatie te geven.
Het bespreken van thema’s gebeurt gestructureerd, via een stappenplan. De nadruk ligt op dialoog (argumenten uitwisselen en tot consensus proberen te komen) en minder op discussie met als doel je gelijk proberen te halen. Het dwingt de deelnemers om goed naar elkaar te luisteren en precies te formuleren.
Als je dit vertaalt naar een moreel beraad over journalistiek: Waarin zit de nieuwswaarde van een verhaal? Wanneer en waarom wordt met publicatie het algemeen belang gediend? Worden er ook belangen geschaad? En hoe weet je als journalist dat je de goede afweging maakt?
Familie Michael P.
Toen Trouw een maand geleden een groot interview plaatste met de moeder en de zus van Michael P., de man die werd veroordeeld voor het verkrachten en doden van Anne Faber in 2017, dienden deze en andere vragen zich in volle hevigheid aan. Moet je zoveel aandacht aan de dader en zijn familie besteden? Waar gaat het melden van details (over de plaats delict) over in voyeurisme? Wordt die grens hier overschreden?
Volgens mij is dat niet het geval, maar belangrijker is het de argumenten op tafel te leggen. Is het de taak van de krant om begrip te kweken voor de situatie waarin familieleden van daders zich bevinden? Wanneer en hoe houd je voldoende rekening met gevoelens van nabestaanden? Het is van belang in zo’n moreel beraad de essentie van de discussie en van het resultaat daarvan vast te leggen, zodat een volgende keer het wiel niet helemaal opnieuw uitgevonden hoeft te worden.
Veel nieuwsorganisaties kennen nu al de praktijk van dagelijks redactieoverleg, niet alleen over lopende zaken, maar ook over principiële kwesties. Of dat in een tijd van (gedeeltelijk) thuiswerken in het postcorona-tijdperk nog steeds het geval is, is de vraag. Bovendien is er de tijdsdruk bij redactieleden en het groeiende leger freelancers in de journalistiek.
Al met al voldoende redenen om over zo’n beraad toch eens na te denken, met of zonder huisethicus.