CommentaarVerkiezingen
De Turkse democratie kan een nieuwe impuls gebruiken
Turkse kiezers kiezen deze zondag een nieuwe president. De strijd gaat vooral tussen zittend president Recep Tayyip Erdogan, in verschillende functies al twee decennia aan de macht, en oppositieleider Kemal Kiliçdaroglu.
Het is veelbetekenend dat de ietwat kleurloze Kiliçdaroglu namens de oppositie aantreed, en niet bijvoorbeeld Ekrem Imamoglu, de charismatische burgemeester van Istanbul. Die werd door velen gezien als de gedoodverfde uitdager van Erdogan. Maar het is Imamoglu verboden om mee te doen, sinds hij, zeer omstreden, veroordeeld werd voor het ‘beledigen van verkiezingsofficials’. Eerder al, in 2019, werd de verkiezing waarin Imamoglu het burgemeesterschap van Istanbul won op omstreden wijze geannuleerd, en moest over, waarna hij overigens alsnog won.
Democratisch afglijden
Dat alles geeft twee dingen aan: Turkije is nog altijd een democratie, waarin degene die de meeste stemmen behaalt uiteindelijk wint. Maar geen volwaardige democratie: de spelregels die moeten zorgen dat verkiezingen eerlijke resultaten produceren, worden er door machthebbers naar hun hand gezet. In het afgelopen decennium was Erdogan een van de vormgevers van de mondiale trend die door politicologen wel ‘democratisch afglijden’ wordt genoemd.
Het gaat niet alleen om het hinderen van politieke tegenstanders, of om de constitutionele hervormingen die de macht van Erdogan verstevigden. Kritische media zijn de afgelopen jaren door de regering gesloten, de overgebleven massamedia volgen vaak de instructies van het zogeheten Directoraat voor Communicatie, of plegen zelfcensuur. Turkije staat, na Iran, China en Myanmar, vierde op de wereldranglijst ‘journalisten in de gevangenis’, en in 2016 zelfs een tijdje eerste.
Ook de rechtspraak staat onder druk. Na een couppoging in 2016 nam de regering de gelegenheid te baat om duizenden rechters te ontslaan, en te vervangen door getrouwen.
Al langer geen gelijk speelveld
Overigens moeten we de Turkse democratie in de periode voor Erdogan zeker niet idealiseren. Dat Erdogan ooit zelf in de gevangenis werd gezet wegens het reciteren van een gedicht, geeft al aan dat er toen ook geen gelijk speelveld bestond. In de eerste jaren nadat hij aan de macht was gekomen, werd Erdogan breed als een welkome vernieuwer gezien, die juist korte metten maakte met de corruptie en de economie aanjoeg. Turkije groeide uit tot een formidabele regionale macht.
Evengoed is twintig jaar lang om aan de macht te blijven, en kunnen maar weinig leiders na zo’n lange tijd de neiging bedwingen om zichzelf als onmisbaar te gaan zien, en daar de regels op in te richten. Mochten de Turkse kiezers besluiten dat het tijd is voor een nieuwe wind, dan zou de Turkse democratie daar waarschijnlijk van opknappen.
Het commentaar is de mening van Trouw, verwoord door leden van de hoofdredactie en senior redacteuren.