ColumnStevo Akkerman
De toeschouwers juichten, de turnster dacht aan zelfmoord
In eerste instantie wilde ik ‘Weg met de topsport’ boven deze column zetten, maar uiteindelijk heb ik dat dus niet gedaan. Omdat ik niet zeker weet of ik dat wel vind. Maar allemachtig, wat worden er een levens – jonge levens – verwoest in de jacht naar het goud, en wat een schril licht werpt dat op onze samenleving. We wisten dat al, maar het interview met voormalig turnster Verona van de Leur, zaterdag in de ‘Tien Geboden’, vertelde het op een manier die de lezer niet snel zal vergeten. Ze kwam als jong meisje in een wereld terecht die een sekte was, draaiend op geestelijk en lichamelijk misbruik, en wij, het publiek en de sportbestuurders, beloonden dat misbruik met applaus en medailles. De toeschouwers juichten, de turnster dacht aan zelfmoord – ergens was geluk verward met succes, probeer dan maar eens niet te ontsporen.
Ik moest denken aan een gesprek dat ik eens hoorde in, echt waar, de sportschool. Twee mannen bespraken de opvoeding van hun zonen: die moesten leren dat ze altijd de beste moesten zijn in hun groep. Want wie krijgt die baan later? De nummer één, niet de nummer twee. Wat een ontmoedigende levensles. Alsof er niet altijd iemand zal zijn die beter is dan jij. En wat is er eigenlijk mis mee om gewoon een goede timmerman te worden, waarom moet iedereen wereldkampioen timmeren worden? Hier begint het excelleren ernstig uit de bocht te vliegen. Dankzij ouders die, al dan niet met goede bedoelingen, hun kinderen een onmogelijk pad opsturen.
De geheime charme van de middelmaat
Voor jonge topsporters staat er vaak zoveel op het spel (“Ik wist dat de hel zou losbreken als ik zou zeggen dat ik wilde stoppen”, zei Van de Leur), dat alles ondergeschikt wordt gemaakt aan het winnen. Denk aan de manier waarop tennisvader Petr Krajicek zijn kinderen Richard en Michaëlla drilde, met de zweep. En met de boodschap dat alleen winnaars respect verdienen. “Omdat hij zo gemotiveerd was, en de eisen zo hoog waren, heb ik er nooit echt van genoten”, vertelde Michaëlla later. Een paar jaar geleden had ik een interview met psycholoog Steven Pont, een sportliefhebber. In de methode-Krajicek zag hij niets, die levert meer verstoorde ouder-kindrelaties op dan sportieve successen, en dan nog: wat is sportief succes? Zelf was Pont een tijdje trainer van het jeugdelftal van zijn zonen, en voor hem stond het plezier in het spel en een gezonde teamcultuur voorop. Iedereen kreeg evenveel speeltijd, wie beter kon voetballen kreeg geen voorrang, ook al zou dat vast wat doelpunten schelen.
Wat er in dat jeugdelftal gebeurde, zou je ‘de geheime charme van de middelmaat’ kunnen noemen, naar de titel van een stuk van filosoof Ger Groot in het blad Wapenveld. Groot hekelt de opmars van het voorzetsel ‘top’, niet alleen in de sport, maar overal: topwetenschappers, topbestuurders, topadvocaten, topcriminelen. Om aan de gekte van de ‘eindeloze (zelf)overtreffing’ te ontsnappen, moeten we weer leren ons te verheugen over ‘middelmatige successen’, aldus Groot. Hij pleit zelfs voor ‘middelmatig geluk’, omdat geluk iets is dat je juist niet door hard trainen kunt bereiken.
Een topidee, als je het mij vraagt.
Drie keer per week schrijft Stevo Akkerman een column waarin hij de ‘keiharde nuance’ en het ‘onverbiddelijke enerzijds-anderzijds’ preekt. Lees ze hier terug. Abonneer je op zijn column in onze mobiele app en lees hem als eerste.