null Beeld

ColumnAbdelkader Benali

De man die me was gevolgd, stond ineens weer voor mijn neus

Abdelkader Benali

Ineens stond hij voor mijn neus. De man die me twee weken ervoor in bijzijn van mijn kinderen verbaal had belaagd. Ik had mijn tapijtje uitgerold, de boeken erop gelegd, aan weerszijden had mijn vrouw de overbodige kinderkleding neergelegd. Het Erasmuspark druppelde langzaam vol met de eerste bezoekers van de vrijmarkt.

Het was haar idee, niet het mijne. Spulletjes verkopen op Koningsdag. Toen het nog Koninginnedag heette, was het een dierbare dag. Nederland ontdaan van zijn werkstress, iedereen in oranje gekleed, lekker gek, kilometerslange straten en overvolle pleinen waar schatten aan speelgoed, stripboeken en glimmende prullaria werden verkocht voor een grijpstuiver. Afdingen mocht, Nederland een bazaar! Op Koninginnedag werden het land tot markt verklaard, en iedereen was vrolijk te gast. Heerlijk!

Steeds kleiner werden de kringetjes die hij om ons heen fietste

De vrolijkheid die in de lucht hing werd gepauzeerd door zijn aanblik. Was hij me gevolgd? Ik keek naar mijn dochter. Ze had deze man ook al eens gezien. Toen ik haar thuisbracht, was hij op me afgefietst. “Jij bent toch Benali. De schrijver.” Geen vraag, maar een bevestiging. De openingszet van een brisante monoloog. Steeds kleiner werden de kringetjes die hij om ons heen fietste, totdat hij me zo dicht was genaderd dat het de darmen deed opspelen. Wat wilde deze vreemde snuiter? “Jij hebt Hamlet van Shakespeare bewerkt. Dat is culturele appropriatie, waarom mag jij wel aan Hamlet zitten en mag ik geen Jamaicaanse dreadlocks dragen? Door mensen als jij is mijn vader zijn baan kwijt geraakt.” Ik hoorde zijn woede.

Hij bleef meefietsen. Kon hij hiermee stoppen? Ik vroeg naar zijn voornaam. Hij was boos op woke, die waren bezig onze samenleving kapot te maken. Het voelde alsof ik de ­reacties las op het Twitter-account van Sylvana Simons wanneer ze weer eens opkwam voor een minderheidsgroep. De wereld was bipolair; we verkeren in een culturele oorlog; wij waren de verlichte, arrogante geesten die meenden gewone mensen de les te kunnen lezen.

Ik hield halt. Ik wilde dat hij wegging. Ik wist niet wat hij nog meer voor me in petto had. Uiteindelijk fietste hij weg, keek nog een keer achterom. Ik vermeed oogcontact. Geen aanleiding geven.

De straat is de arena

Ik schreef erover op mijn Twitter-account. Ik belde de wijkagent, Mohsin, die er een aantekening van beloofde te maken. “Het is dweilen met de kraan open. Verbaal geweld is aan de orde van de dag. We hebben er onze handen vol aan.” Vrienden in de hulpverlening ­bevestigden dit beeld. De straat is de arena.

En nu stond die man weer voor mijn kleedje. “Ik bied je mijn excuses aan.” Ik zag aan hem dat hij het meende. “Ik heb je geen angst willen aanjagen. Je kinderen wilde ik ook niet bang maken.” Het klonk oprecht. “Wat me verbaasde was dat sommigen je relaas op Twitter niet geloofden. Je verhaal in twijfel trokken.” Ik zei dat ik dat van me af liet glijden. Concentreer me op het goede.

Mijn dochter keek naar hem, ik zag dat ze hem eigenlijk al vergeten was. Maar zijn verschijning bracht een vage herinnering naar boven.

“Zand erover,” zei ik, “ik aanvaard je excuses.” Ik bood hem de huisgemaakte koekjes van mijn vrouw aan. En gaf hem mijn hardloopboek. “Ik ben ook een hardloper,” zei hij. Hij ontving het geschenk met een glimlach.

Er viel een last van me af. De nare ervaring ging op in de blauwe lucht boven onze hoofden. Het ging vandaag niet meer regenen. Nog niet.

Abdelkader Benali (1975) is schrijver. In 1996 debuteerde hij met ‘Bruiloft aan zee’, in 2003 won hij de Libris Literatuur Prijs voor zijn roman ‘De langverwachte’. Om de week schrijft hij voor Trouw een column. Lees ze hier terug.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden