ColumnNelleke Noordervliet
De klassenmaatschappij begint als we klein zijn
Het SCP vertelde niets nieuws. Nederland is een klassenmaatschappij. Altijd geweest. Niet alleen je sociaal-economische uitgangspositie maar ook je sociaal-culturele positie en zelfs je fysieke kenmerken bepalen wat je kansen zijn. Talent helpt wel om ergens te komen, maar minder dan je zou hopen. Gewoonten en vooroordelen gaan lang mee. En niet iedereen heeft talent, in dat opzicht zijn we sowieso niet gelijk.
Nederland wil een land zijn waar iedereen op zijn minst gelijke kansen heeft. De invloed van de overheid blijft daarin betrekkelijk beperkt. We moeten er zelf op toezien.
Dat ongelijkheid een gegeven is, valt moeilijk te ontkennen. Maar dat de waardering voor mensen afhangt van hun sociale positie wordt gevoeld als onrecht. Waarom zou de zoon van een hoogopgeleide ondernemer uit een oud geslacht een leukere en betere vent zijn en meer geschikt voor een goede baan dan de zoon van een stratenmaker?
Mindervinker
Nu moet ik zeggen dat de zoon van een stratenmaker eerder op mijn sympathie kan rekenen dan die andere jongen, uit een soort omgekeerd klassenbewustzijn, maar over het algemeen ziet de gemiddelde Nederlander de zevenvinker eerder staan dan de mindervinker, en krijgt de zevenvinker de goede baan en de mindervinker ondanks gebleken geschiktheid niet.
Nu sluit ik niet uit dat de geprivilegieerde mens een heel aardig en goed mens kan zijn. Het is zelfs zo – en dat blijkt uit het huidige ongemak met de sociale ongelijkheid – dat de geprivilegieerden zich een beetje schamen voor hun geluk. Vandaar misschien ook de beroering om de ongelijkheid. Wat er altijd was wordt nu opeens benoemd en veroordeeld omdát de hogere klasse inmiddels geen loodgieter meer kan krijgen.
De discussie brengt me terug naar mijn jeugd. Omdat het land na de oorlog middenkader nodig had voor de wederopbouw werden arbeiderskinderen naar het middelbaar onderwijs gesubsidieerd. Ik werd dus een ‘klasse-overloper’. Ik verried mijn afkomst door naar een ‘hogere’ klasse over te lopen, ja zelfs in Leiden te gaan studeren.
Hoe ik dat zelf beleefde – Alice zonder kompas in een angstaanjagend Wonderland – laat ik hier buiten beschouwing. Ik wil wijzen op een mechanisme dat samenhangt met klasse en uitsluiting en dat kinderen op een jonge leeftijd al confronteert met grenzen: pesten. Dat is iets anders dan plagen. Plagen wie er tegen kan mag, dat houdt het leven een beetje scherp.
Uitsluitingsmechanisme
Elke groep kinderen is een maatschappij in het klein. Er zijn de bazen, de meelopers en de paria’s. Het uitsluitingsmechanisme werkt ongeveer hetzelfde als in de grote maatschappij. Van huis uit krijgt elk kind onbewust wat opvattingen mee. Sociaal-economische status (merkkleding!), sociaal-culturele status (hockey, boeken thuis) en/of fysieke en psychische kenmerken bepalen de positie in de groep. De bazen zijn eropuit hun positie te handhaven. Dat doen ze door hun macht te demonstreren. De paria die zich niet kan of durft verweren wordt vernederd en uitgesloten
Daarvoor bestaan subtiele mechanismen. Bijvoorbeeld: komt een paria bij een groepje bazen/meelopers staan, dan wenden die zich van hem af, hij wordt niet in het gesprek betrokken, de paria wordt hautain weggekeken. Soms wordt expliciet gezegd dat hij niet welkom is. Dat is de basis. Daarna kan het pesten verder gaan en allerlei wrede vormen aannemen.
Gepeste kan wel succes hebben
Het vreemde is dat de gepesten inmiddels hun verhaal durven te vertellen, maar dat de pesters in het niets verdwijnen. Velen zijn gepest, niemand heeft gepest. Gepest zijn is tegenwoordig zelfs iets om prat op te gaan. Dat geeft een soort status. Vele decennia geleden moest je er maar liever niet over klagen. Klagen maakte het alleen maar erger.
De poging van de gepeste om toch ergens bij te gaan horen kan slagen. Hij kan succes hebben in het leven. Toch zal een leven lang voor hem de pestkop de nemesis op de achtergrond zijn: ‘Denk maar niet dat je iets voorstelt’. Dat poetst geen therapie weg.
Willen we de ongelijkheid in Nederland bestrijden, beginnen we in groep 1, bij de kleuters. En hun ouders.
Nelleke Noordervliet (Rotterdam, 1945) schreef meerdere romans, novelles en theaterstukken. In 2018 won ze de Constantijn Huygens-prijs voor haar gehele oeuvre. In haar column in Trouw bespiegelt ze tweewekelijks op de actualiteit. Lees ze hier terug.