Opinie
Cultuurwetenschappers gaan vrijuit in de 'feitenstrijd'
Op 24 januari waagde Trouw zich in een drieluik aan de 'feitenstrijd' die er in de media is losgebarsten. Daarbij wordt de Franse wetenschapsfilosoof Latour geciteerd, die met de vinger wijst naar postmoderne academici die een diepgeworteld wantrouwen zouden hebben jegens objectieve kennis.
Die academici zijn vooral cultuurwetenschappers. Het zijn teksttolken, geen feitenverzamelaars. Een van hen is 'framing'-expert Hans de Bruijn. Hij mag wekelijks in Trouw teksten van autoriteiten analyseren. Hij brengt mij iedere week een gezond scepticisme bij ten aanzien van de teksten van leiders. Niet door de waarheid te verkondigen, maar door mij 'wijzer' te maken over hoe teksten werken. Hopelijk valt hij niet onder het verdict van Latour.
Maar er is een ander argument waarom het unfair is om postmodernisten en cultuurwetenschappers verantwoordelijk te maken voor de vertrouwenscrisis omtrent feiten en waarheden. De kern van wetenschap in het algemeen is georganiseerd scepticisme. Geloof niemand op z'n blauwe ogen: er moet altijd evidence zijn, robuuste feiten, argumenten. Journalistieke kennis is heel anders dan wetenschap, maar ook daar zouden evidence en feiten moeten overheersen. Check and double-check is een prachtig principe dat echter in het sociale media-tijdperk en door gebrek aan geld voor onderzoeksjournalistiek behoorlijke klappen heeft gekregen.
Dat is allemaal moeilijk terug te draaien. We moeten een weg vooruit zien te vinden. Daarbij helpt misschien een eerlijker reconstructie van de crisis. Het zijn de natuurwetenschappen geweest die onder aanvoering van Descartes en Galilei in de 16de eeuw begonnen met fundamentele twijfel als fundering van het instituut wetenschap. Zij begonnen met de vraag naar zekerheid bij het individu te leggen. Alleen de voor mij direct toegankelijke ideeën en indrukken zouden de basis moeten zijn voor de waarde die ik aan kennis hecht.
Dit opiniestuk is geschreven door Jan Vorstenbosch, universitair docent toegepaste ethiek aan de Universiteit Utrecht.
Scepticisme
Welnu, de gewone man twijfelt echt niet over concrete feiten zoals 'dat hij hier nu achter zijn computer zit'. Dat kan hij zelf verifiëren. Maar als het om kennis gaat over hoeveel mensen er bij de inauguratie van Trump aanwezig waren, dan beschikt hij alleen over indirecte gegevens die hij moet beoordelen op betrouwbaarheid, samenhang, waarschijnlijkheid of simpelweg op geloof. Dat is, als je er even bij stilstaat, een hels karwei. De man die niet gelooft dat de Amerikanen een man op de maan hebben gezet, is niet gek, maar een kind van Descartes. Wíj zijn het die in filosofische zin lichtgelovig zijn, als wij in arren moede maar varen op de volgens ons meest betrouwbare bronnen, in mijn geval de Nederlandse kwaliteitskranten. Dat is geen principiële keuze, het is een verlegenheidskeuze.
Ik ga niet met de vinger naar Descartes of de natuurwetenschap wijzen. Maar de huidige problemen zijn niet ontstaan door de cultuurwetenschappers en ook niet door postmoderne filosofen, die trouwens door vrijwel niemand gelezen worden, laat staan begrepen. Ze ontstaan ook niet door scepticisme, maar door de organisatie van het scepticisme in instituties zoals wetenschap, journalistiek en politiek. De communicatiekanalen van die instituties naar het publiek zijn in turbulent (en deels vergiftigd) water geraakt. De meeste wetenschappers, journalisten en politici hebben dáárin nog niet leren zwemmen. Ze proberen voorlopig met schoolslag het hoofd boven water te houden.
Misschien dat ze nog iets kunnen leren van cultuurwetenschappers. Als die tenminste niet nog verder in de verdomhoek worden gezet en verantwoordelijk worden gemaakt voor een vooral door wetenschap en technologie veranderende wereld, waar juist zij wel het minst verantwoordelijk voor zijn.