ColumnHans Goslinga
Cultuuroorlog voelt als een gevangenis
‘Het verleden bestuderen is het ontsluiten van de gevangenis van het heden’, schrijft de Amerikaanse historica Jill Lepore in haar boek Deze waarheden, een kritische herschrijving van de geschiedenis van haar land. Het krachtige beeld dat ze gebruikt, kan helpen de heftige polarisatie in onze dagen te begrijpen en er ook een beetje doorheen te kijken.
Op het eerste oog lijkt het een variant op de bijna tot cliché geworden wijsheid dat je het verleden moet kennen om het heden te begrijpen. Maar Lepore voert de notie verder met de waarneming dat zonder kennis van de geschiedenis het heden een gevangenis is, een plek die letterlijk het zicht beperkt. In dat perspectief is de historische wetenschap in haar ogen een vorm van bevrijding, die de blik verbreedt en de dingen van de dag relativeert.
Maar dat is niet het enige effect. De geschiedenis kan ook een beslissend inzicht verschaffen dat het actuele debat een wending geeft, zoals het debat hier over Zwarte Piet en in de VS over Columbus. Voor Lepore is dat effect een voorname drijfveer. Met haar onderzoek naar belichte en onbelichte feiten en verbanden wil zij Amerika bevrijden uit de gevangenis van de cultuuroorlog die het land al enige tijd in de greep heeft en twee jaar terug bijna tot het einde van het ‘Grote Experiment’ leidde.
Waardevolle ontmythologisering van het verleden
Het doel van Lepore lijkt nogal pretentieus, maar het ligt zeker op de weg van historici, want beide kampen beroepen zich geregeld op het verleden om hun gelijk te bewijzen, in het bijzonder op de geboortepapieren van de natie zoals de Onafhankelijkheidsverklaring van 1776, waarin de opstellers het voor ‘vanzelfsprekende waarheden’ hielden dat mensen gelijk worden geschapen en een onvervreemdbaar recht hebben op leven, vrijheid en het streven naar geluk. De vraag of het is gelukt daar inhoud aan te geven is tot op heden de rode draad in de geschiedenis van Amerika.
Aldus plaatst Lepore de geschiedschrijving direct in het heden, de woorden onderstrepend van de historicus Pieter Geyl dat de geschiedenis ‘een discussie zonder eind’ is. De feiten kunnen onomstotelijk zijn, de kijk op de feiten kan veranderen, en er kunnen ook feiten zijn die lang over het hoofd zijn gezien of in de loop der tijd, vanuit wat voor belang ook, onder het kleed zijn geveegd.
Lepore heeft gepoogd de feiten te laten spreken en afstand te houden van zowel verering als van valse vroomheid jegens de stichters van de republiek. Jefferson, Hamilton, Adams en de andere founding fathers bedreven gewoon politiek en sloten, net als in onze dagen, compromissen, waaronder ook heel lelijke, om de unie bij elkaar te houden. Het ontmythologiseren van het verleden is op zich al waardevol, omdat een prozaïsche kijk op de dingen meer inzicht in het menselijk vermogen en onvermogen oplevert en daarmee meer begrip dan mythes, die algauw valse sentimenten oproepen.
Een andere kijk op helden en schurken
Of Lepore in haar missie slaagt, is de vraag. De politieke fricties in de westerse wereld zijn voor een groot deel terug te voeren op de gevolgen van de dekolonisatie, die na de Tweede Wereldoorlog op gang is gekomen. Een van de onvermijdelijke gevolgen is een revisie van de geschiedenis, die vaak, soms onverhoeds, een andere kijk geeft op wie helden waren en wie schurken. Dat leidt als vanzelf tot ongemak of erger bij degenen die een al te rozig beeld hebben van ons verleden.
Zowel in de VS als in Europa levert die reactie een vruchtbare voedingsbodem voor politieke machtsvorming. Zij verklaart ook de polarisatie tussen degenen die zich niet willen neerleggen bij het einde van de blanke suprematie en zij die de nieuwe realiteit wel accepteren. Aan de opgewonden kakofonie die deze cultuurstrijd, die in wezen een machtsstrijd is, teweegbrengt, biedt de politieke geschiedschrijving een sterk tegenwicht, zeker bij het ontbreken van actueel politiek weerwerk van de middenpartijen.
De vaste hand van Piet de Jong
In dat perspectief is deze column een eerbewijs aan de historica Carla van Baalen, die dezer dagen afscheid nam van het Centrum voor parlementaire geschiedenis in Nijmegen. Zij heeft dit centrum stevig op de kaart gezet met reflecterende jaarboeken en biografieën van politici en kabinetten. Dat werk levert behalve tegenwicht aan de tirannie van het moment, stof voor reflectie en herwaardering.
Het sterkste voorbeeld is nog altijd Piet de Jong, premier van 1967 tot 1971, die in die jaren van polarisatie geringschattend als een conservatief werd gezien die louter op de winkel paste. Door het werk van de Nijmeegse historici werd dat beeld dertig jaar later krachtig bijgesteld. De Jong voerde een reeks progressieve wetten in en loodste de natie met vaste hand door een roerige tijd. In de rij van beste premiers steeg hij naar de vierde plaats. Een beter bewijs dat polarisatie het zicht op de realiteit vertroebelt, is er niet.
Hans Goslinga schrijft elk weekend een beschouwing over de staat van onze politiek en onze democratie. Lees ze hier terug.