Opinie
Caster Semenya’s procentje voordeel kan doorslaggevend zijn
Caster Semenya kan door het slikken van hormonen laten zien dat sportiviteit voor haar zwaarder telt dan haar onbetwiste monopolie op de 800 meter, betoogt filosoof Jan Vorstenbosch.
Het is een lastig dilemma tussen twee onaantrekkelijke alternatieven: Caster Semenya uitsluiten van deelname of haar rivalen letterlijk het nakijken geven als gevolg van haar door natuurlijk toeval geschonken lichamelijk voordeel. Het redactioneel commentaar (Trouw, 6 mei) redeneert wel erg in de richting van Semenya’s grondrechten en heeft weinig op met een compromis, gebaseerd op de eigen logica van de sport. Het bewijs van haar voordeel is volgens de redactie ‘flinterdun’, het gaat om ‘een procentje’ voordeel, het motief van de bond zou niet faire competitie zijn maar commercieel gewin. Volleybaltalenten die tot reuzen dreigen uit te groeien ‘schrijven we ook geen groeiremmers voor’.
Om met dat laatste te beginnen: hier is sprake van twee vaak voorkomende misverstanden. Sporten worden over een kam geschoren. Een team- en balsport die veel coördinatie en techniek vereist, veronderstelt heel andere capaciteiten dan een sterk van lichamelijke factoren afhankelijke kracht- of duursport. En ‘eerlijkheid’ – ‘relatieve gelijkheid van condities en kansen om te winnen’ – draait niet om het realiseren van een situatie waarin iedereen Olympisch kampioen kan worden.
Het draait bij gelijkheid in sport om het benaderen van een situatie waarin in één wedstrijd of competitie de deelnemers, in dit geval de mondiale elite, gelijke condities en een redelijke (proportionele) kans hebben om te winnen. Deze ‘eerlijkheid’ maakt dat ‘procentje’ tot een slecht argument, omdat in de top een procentje een groot verschil kan maken. En dat Semenya’s succes voor het grootste deel is terug te voeren op haar talent, trainingsarbeid en mentale inzet is ook geen argument. Dat geldt ook voor haar mondiale concurrenten.
Proportioneel
Desondanks blijft het een zware maatregel om de voorwaarde te stellen dat zij haar natuurlijke testosterongehalte met medicijnen naar beneden brengt. Maar of die voorwaarde proportioneel is, hangt van twee factoren af: hoe riskant of belastend het slikken van die hormoonremmers is en hoe effectief de maatregel is op de 800 meter. Dat zal pas na enkele wedstrijden duidelijk worden. Dan kan de maatregel eventueel worden teruggedraaid.
De redactie slaat ook een paar andere argumenten over. Strikt genomen worden grondrechten hier niet aangetast; Semenya kan er vrijwillig voor kiezen de voorwaarde te accepteren en alsnog worden toegelaten. Verder wordt in sport om reden van ‘natuurlijke’ verschillen voortdurend gediscrimineerd. Zo worden vrouwen in krachtsporten gediscrimineerd omdat ze niet worden toegelaten tot de mannencompetities. Maar dat lijkt iedereen terecht, toch?
In krachtsporten zoals gewichtheffen en boksen worden niet alleen mannen en vrouwen gescheiden, maar ook gewichtsklassen ingesteld om wedstrijden spannend en gelijk te maken. Sporters die op de grens zitten en het liefst in een lagere gewichtsklasse uitkomen, doen vaak grote moeite om hun gewicht naar beneden te krijgen met kunstmatige middelen. Natuurlijkheid en kunstmatigheid lopen in sport zo voortdurend door elkaar.
Het is wel vreemd: alles aan sport, de regels, de doelen, de sporters zelf, is in zekere zin kunstmatig, terwijl in dit geval met een beroep op de grondrechten de bijzondere natuur van Caster Semenya als ‘gegeven’ en de beïnvloeding ervan als ontoelaatbaar wordt verdedigd. Of zij deze kunstmatige ingreep zal accepteren is, aan Semenya zelf. En waarom zou zij, als het voordeel dat zij van nature geniet op haar concurrenten disproportioneel is, en het slikken van hormonen geen grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengt, niet juist laten zien dat sportiviteit en fairness voor haar zwaarder tellen dan haar onbetwiste monopolie op de 800 meter?
Lees ook:
Caster Semenya wordt gediscrimineerd
De internationale atletiekbond en sporttribunaal Cas discrimineren Caster Semenya door haar te dwingen hormoonremmers te slikken voordat ze mag deelnemen aan wedstrijden.
Michael Phelps, Usain Bolt en Caster Semenya bewijzen: sport is niet eerlijk
Kan sport ooit eerlijk worden? Sportfilosoof Ivo van Hilvoorde en oud-zwemster Conny van Bentum denken van niet.