Brexit of niet, als Europeanen moeten we juist nu solidair blijven, vindt Maria Laura Franciosi
Met de brexit en verkiezingen in zicht wordt 2019 een cruciaal jaar voor de EU. Vandaag deel 2 van een serie: Maria Laura Franciosi over identiteit. Voelen we ons Europeaan?
Identiteit ligt gevoelig. We komen uit 28 verschillende landen – binnenkort misschien één minder – en honderden regio’s met elk zijn eigenheid. Samen vormen we één ruimte waarin we vrij kunnen reizen, wonen, werken, studeren en bijna twee derde een munt deelt. Jaren hebben we aan die gemeenschap, die unie gewerkt, en toch zal je mensen op dit continent niet snel horen zeggen: ‘Ik ben Europeaan’.
We spreken ons misschien niet zo uit, toch zijn we Europeaan. Het is een cultureel gevoel; als ik toeristen hoor proberen de taal te spreken van het land dat ze bezoeken, bespeur ik dat ze dat niet alleen doen om de lokale bevolking te plezieren, maar ook om zichzelf dichterbij dat land en de bewoners te voelen. Zie ik hen het pas gerestaureerde Colosseum in Rome bewonderen, dan raakt me dat omdat ze zich realiseren dat dit dat grootse bouwwerk met zijn minutieuze details deel uitmaakt van het gemeenschappelijk erfgoed.
Dichtbij
Het is ook het gevoel van solidariteit dat betekent: je dichtbij de ander voelen, welke nationaliteit die ook heeft. Je deelt mogelijke rijkdommen, bent vrienden of houdt van de andere cultuur. Dat gevoel kan zo diep gaan dat het Colosseum een monument wordt waar je trots op bent, ook al kom je niet uit Italië, maar uit een ander land.
Dat is de betekenis van Europa voor mij: het delen van een passie, van ervaringen, van wetenschap en cultuur. Daarom is de brexit voor sommige Europeanen, inclusief Britten, zo’n pijnlijk proces. Ze vrezen dat de ontmanteling van jarenlange banden met de EU niet alleen economisch, maar ook op het gebied van cultuur en (kennis)uitwisseling repercussies zal hebben.
Deze scheiding zagen we absoluut niet aankomen toen de champagnekurken twintig jaar geleden knalden bij de geboorte van de euro. Voor mij, getuige van die geboorte, was het een moment waarnaar we lang hadden uitgekeken. Opgegroeid tijdens de Tweede Wereldoorlog kon ik me niet voorstellen dat er ooit één Europees economisch gebied zou zijn. Als kind maakte ik de bombardementen in Napels mee, we moesten vluchten en kwamen in Rome terecht. Duitse soldaten en Italiaanse fascisten vielen daar ons huis binnen op zoek naar verzetsstrijders. De Duitsers waren aardig, de Italianen angstaanjagend ruw, herinner ik me nog steeds.
Toen op 25 maart 1957 het verdrag van Rome werd ondertekend en de Europese Economische Gemeenschap (EEG) werd opgericht, studeerde ik aan de Universiteit van Rome. Het was voor ons studenten een hoogtepunt na die jaren van oorlog. Ik wilde reizen door al die landen om de mensen van deze gemeenschap te leren kennen. Mijn droom was om in Groot-Brittannië te gaan werken. Die droom kwam uit, ik kreeg een baan als lector bij de London School of Economics, een onvergetelijke ervaring. Als Europese jongeren gingen we voor het ideaal van een vreedzaam, samenwerkend continent.
Dat kwam er niet vanzelf. Als buitenlands correspondent in Londen maakte ik mee hoe de Franse president De Gaulle opnieuw de Britse toetreding tot de EEG blokkeerde. Maar ik mocht ook meemaken dat de Britten in januari 1973 bij de gemeenschap kwamen. De uitslag van het referendum, een meerderheid voor een brexit, was een schok.
Identiteit
Wat er ook gebeurt, het zal de jaren die we met elkaar hebben doorgebracht, niet uitwissen. Want ook in Groot-Brittannië zullen er mensen zijn die zich Europeaan zijn gaan voelen, dat laagje hebben toegevoegd aan hun eigen nationaliteit en verbondenheid met hun streek en woonplaats. De laagjes die samen je identiteit bepalen. Het ongrijpbare gevoel dat je deel uitmaakt van iets groters dan je stad, je regio en je land. Studeren, wonen en werken met elkaar is bepalend.
Toen ik verhuisde naar België om verslag te doen van de ontwikkelingen in de EU, ontmoette ik daar Italianen die vrijwel direct na de oorlog waren geëmigreerd om er in de kolenmijnen te werken. Ze hebben in mijn ogen een belangrijke bijdrage geleverd, en niet alleen economisch, aan Europa en de Europese identiteit. “Ondergronds, in een kolenmijn werd de idee van Europa geboren”, vertelde Silvio Di Luzio, een mijnwerker afkomstig uit de regio Abruzzen tijdens een interview voor mijn boek over Italiaanse migratie.
Als jongeman had hij tegen de Duitsers gevochten. Maar al snel na de wapenstilstand kwam hij terecht in een Belgische mijn naast Duitse krijgsgevangenen. Met sommigen raakte hij bevriend en deelde hij zijn dagelijks rantsoen ‘tartines’. In die tijd dolven vijftien nationaliteiten de kolen, nodig voor de wederopbouw. Uit heel Europa werkten ze er onder barre omstandigheden. En ze hielpen elkaar, met gevaar voor eigen leven, uit solidariteit.
Ondanks de brexit en de opkomst van het euroscepticisme en nationalisme moeten we die solidariteit koesteren. Laat Europese uitwisselingsprogramma als Erasmus open blijven voor Britse jongeren. Zo kunnen nieuwe generaties elkaar leren kennen en banden voor het leven smeden zoals in de mijnen. In een turbulente tijd van nieuwe migratiegolven, politieke conflicten en een woelige economie zijn deze banden meer dan ooit nodig zijn.
Lees ook deel 1 van deze serie:
De brexit blijft een uitzondering, maar de desintegratie van de EU gaat door
Universitair docent Nederlandse en Europese politiek Hans Vollaard over het proces van ontbinding.