Voor de Estse bevolking is hout te waardevol als inkomstenbron om aan energiebedrijven te verkopen, betoogt Piet Boerefijn, die al 27 jaar in Estland woont.
Als Nederlander die al 27 jaar in Estland woont, kan ik de alarmerende artikelen in de Nederlandse media over de afname van de Estse bossen en het gebruik van biomassa niet rijmen met de werkelijke situatie hier (Opinie, 28 januari). Dit prachtige land is rijk aan bossen en de bosbouw speelt een essentiële rol in de regionale ontwikkeling van Estland als belangrijke werkgever voor bijna 30 procent van de mensen in sommige plattelandsgebieden.
Ik kwam destijds naar Estland om mijn doctoraalscriptie over de Estse regionale ontwikkeling en economie te schrijven, en ben nooit meer weggegaan. Zesentwintig jaar geleden werd ik coördinator voor de Nederlandse Samenwerkende Fondsen voor Centraal- en Oost-Europa die allerlei projecten steunden gericht op kwetsbare mensen in de Estse samenleving. Elf jaar geleden richtte ik de Estse Voedselbank op. Vandaag de dag hebben we vijftien voedselbanken in heel Estland en verstrekken we voedsel aan ongeveer 12.000 mensen per week, dat is bijna een procent van de Estse bevolking.
Pijnlijk, die kritiek in Nederland
De afgelopen drie decennia heb ik Estland zien veranderen in een modern Europees land. Na meer dan 50 jaar Sovjetbezetting moest men hier alles van de grond af opbouwen, zoals wetgeving, politie, de grenzen, het belastingstelsel, sociale zorg. Verandering ging snel, maar nog steeds leeft 21 procent van de Estse bevolking in relatieve armoede: het aantal mensen dat hulp nodig heeft van de Voedselbank groeit en helaas zijn we niet in staat om iedereen in nood te helpen.
Met dit in het achterhoofd is het vreemd om te zien dat het gebruik van hout, dat een belangrijke natuurlijke hulpbron is in Estland, tot veel kritiek leidt in de Nederlandse media. Ik heb zelf een stukje bos in Estland, en ik zie de pijn die het de lokale bevolking – werkzaam in de bossen – doet als men hoort over protestbrieven die milieuactivisten in de Nederlandse media publiceren. Deze kleine groep die zijn bezorgdheid uit, is op geen enkele manier representatief voor de plaatselijke bevolking die van hun bossen houdt en veel waarde hecht aan al het hout dat er vandaan komt. De bosbouw heeft een lange geschiedenis in Estland en brengt bij tienduizenden mensen brood op de plank.
Mij doen de nogal forse en ongefundeerde aanvallen op de Estse bosbouwsector denken aan het Brusselse gevecht over de pulsvisserij. Groepen activisten wisten dit debat te kapen met emotionele en onjuiste argumenten. Als gevolg werd de hoogwaardige pulsvisserij verboden. Daardoor zouden juist Nederlanders het belang van feiten en onderbouwing moeten inzien. Ook in het biomassadebat.
Geen kwaliteitshout, wel het resthout
Die feiten zijn dat Estse bossen worden beheerd om kwaliteitshout te produceren. Hierbij zijn er altijd restmaterialen die niet bruikbaar zijn voor zagerijen maar wél kunnen worden gebruikt voor energieproductie. In een bos zijn veel dode en zieke bomen, struiken, takken en boomsoorten te vinden die voor niets anders geschikt zijn dan voor verwarming of energieproductie. Het maakt allemaal deel uit van een natuurlijke bosbouwcyclus die het mogelijk maakt lokale hulpbronnen optimaal te gebruiken. Ook economisch is de logica helder. De prijs voor hout dat alleen geschikt is voor bio-energie ligt bijna drie keer lager.
Niemand zal zijn bos kappen om het hout vervolgens te verkopen voor energieproductie. Daarom begrijp ik niet waarom er artikelen in de Nederlandse media verschijnen waarin wordt geconcludeerd dat het gebruik van bio-energie leidt tot een toename van de boskap in Estland. Ik zie juist grote voordelen als Estse houtresten op een verstandige manier worden hergebruikt, door ze te exporteren als bio-energie om gezinnen in Nederland van warmte en gezinnen in Estland van inkomen te voorzien.
Ik hoop een beetje van het Estse perspectief te kunnen delen, voor enige nuance in dit verhitte debat.
Lees ook:
Vattenfall duurzaam? Dan moet het stoppen met biomassaverbranding in Diemen
Vattenfall voert een duurzaamheidscampagne. Dan moet het stoppen met de biomassaverbrandingscentrale in Diemen, vinden Fenna Swart van Comité Schone Lucht en Maarten Visschers van Leefmilieu.
Effectief energiebeleid vraagt om een Deltaplan
Het energiebeleid vraagt om een totaaloplossing, met én zonne- en windenergie én kernenergie én allerlei andere technologieën, stellen de ingenieurs Ernst de Bruijn, Hans van Doesburg, Jaap Hoogcarspel en Theo Spek.