ColumnBabah Tarawally
Achternamen maken wél uit, bewijzen Kaag, Klaver en Bergkamp
Voornamen kunnen de vrucht van de verbeelding zijn. Zo kunnen ze uit fantasieverhalen komen, verzonnen zijn of verwijzen naar een familielid of filmster. Dat geldt niet voor een achternaam. Die leidt terug naar de familie waartoe hij behoort. Zo ook de mijne.
Mijn achternaam Tarawally, of in het Frans Traoré, vertegenwoordigt mij, zijnde een onderdeel van de vele takken van mijn stamboom. Mijn oorsprong en mijn afkomst zijn er als het ware als een signatuur in gegraveerd. Mijn achternaam maakt het makkelijker om mijn wortels naar West-Afrika te traceren. Daar ben ik enorm trots op, maar tegelijkertijd weet ik ook dat mijn achternaam een belemmering kan zijn voor solliciteren in Nederland. Je zou denken: wat zegt een naam? We zijn een tolerant land, toch? We zijn het eerste land ter wereld dat het homohuwelijk toestond, het eerste dat drugs tot op zekere hoogte legaliseerde, enzovoorts. De werkelijkheid is dat je achternaam er wel toe doet.
Neem als voorbeeld de achternamen van Kaag, Klaver en Bergkamp. Wat hebben ze gemeen? Het zijn alle drie Nederlandse woorden. Alle drie de namen betekenen iets in de Nederlandse politiek; Kaag als fractievoorzitter van D66, Klaver als fractievoorzitter van GroenLinks en Bergkamp als voorzitter van de Tweede Kamer. Maar de echte overeenkomst is dat ze reserve achternamen hebben die zij niet gebruiken. Kaag had Al-Qaq kunnen heten, de achternaam van haar Palestijnse echtgenoot. Klaver had de achternaam van zijn Marokkaanse vader Feras kunnen gebruiken en Bergkamp de achternamen van haar Marokkaanse vader. Zij gebruikt deze niet, omdat volgens haar die naam ‘moeilijk uit te spreken en te schrijven’ was. Ik vraag mij af of zij, indien zij hun reserve achternamen hadden gebruikt, hogerop waren gekomen in de Nederlandse politiek. Ik betwijfel dat.
Ik zeg: weg dan met de achternaam
Via anoniem solliciteren komen we erachter dat het voordelen heeft als je achternaam een Nederlands woord is. Helaas geldt dit vaak niet voor mensen met een zwarte huidskleur, want zodra ze verschijnen op gesprek, stellen Nederlandse achternamen niet veel voor. Dit zou betekenen dat Nederlandse achternamen die hun oorsprong vinden in de slaventijd, weinig voorstellen. Ik zeg: weg dan met de achternaam. Maar helaas, zo makkelijk is het niet. Net als bij straatnamen, pleinen en bruggen die vernoemd worden naar omstreden personen uit het koloniale verleden, kunnen we deze geschiedenis niet zomaar uitwissen. Daar leren we niets van, luidt het argument. Leren we wel van zwarte mensen die deze beulennamen dragen? Willen we echt weten hoe zwaar de last is die ze dragen?
Ik snap de mensen die het niet meer trekken. Wat te denken van een paar fraaie Afrikaanse achternamen: Abara, Jelani, Fakoli, Kamara, Touré, Keita, Conteh, Osei, Mensah, Owusu, Boateng, Adebayo, Okoro, Abebe, Tula, Kanumba, Kimathi en Bankole. En als je toch een Nederlandse achternaam wenst, kies er dan eentje die de slaventijd afwijst; zoals Nooitmeer, Victorie en Vrijheid.
Ik gun het de mensen die een naamswijziging willen als een verlossing van een traumatisch slavernijverleden. Niet alleen het individu, maar het liefst de hele familie. Racisme en discriminatie zal er niet door verdwijnen. Wat een naamswijziging wel doet, is dat je helpen voelen waar je echte roots liggen, die in belangrijke mate je identiteit bepalen.
Babah Tarawally is schrijver, columnist en programmamaker. Voor Trouw schrijft hij om de week over (verborgen) discriminatie en racisme, maar vooral over manieren om elkaar op dit thema te kunnen verstaan. Lees ze hier terug.