OnderwijsBurgers opleiden
Wie voor een dictatuur of theocratie pleit, krijgt ook met de nieuwe burgerschapswet gewoon zijn diploma
De Tweede Kamer behandelt woensdag het wetsvoorstel over burgerschap. Dat heeft minister Slob van onderwijs onlangs aangescherpt, hoewel hij in 2006 nog tegen overheidsbemoeienis was. Waarom deze draai?
In hoeverre mag de overheid bepalen wat voor burgers het onderwijs aflevert? Die vraag duikt snel op als de angst voor radicalisering toeneemt. In 2006, de moord op Pim Fortuyn vers in het geheugen, werd burgerschapsonderwijs voor het eerst in de wet verankerd. Het idee daarachter: de sociale binding vergroten en de Nederlandse cultuur centraal stellen op scholen.
Het was voor de politiek een uitgelezen kans om burgerschap vast te leggen in de wet. Vandaag praat de Tweede Kamer opnieuw over het onderwerp: nu moet de wet worden aangescherpt. Het is opvallend dat onderwijsminister Arie Slob de wet verdedigt – de man die zich als ChristenUnie-Kamerlid nota bene in 2006 verzette. De vrijheid van onderwijs was voor hem een groot goed.
Elke school mocht de richting van de lessen zelf bepalen
Na tussenkomst van de christelijke partijen luidde het compromis in 2006 als volgt: iedere school moet iets aan burgerschap doen, maar de richting mogen ze zelf bepalen. Het gevolg was dat de ene school een compleet lesprogramma introduceert en de andere school slechts één keer per jaar een politiek debat organiseert.
De wet was zo vaag dat veel scholen nauwelijks iets aan burgerschap doen, constateerde de Onderwijsinspectie al vaker. Nederlandse veertienjarigen scoren veel slechter op burgerschapskennis en -vaardigheden dan buitenlandse leeftijdsgenoten. “Scholen hebben wel een inspanningsplicht, maar geen resultaatsverplichting”, zegt burgerschapsexpert Bram Eidhof. “Besteden ze vijf minuten of een uur per week aan burgerschap? Alles mag. De richting was totaal onduidelijk.”
De wet uit 2006 noemt Eidhof ‘een hardloopwedstrijd zonder parcours of finish’. Het huidige voorstel moet dat veranderen. Daarin staat dat scholen ‘actief burgerschap’ en ‘sociale cohesie’ moeten bevorderen door leerlingen de basiswaarden van de democratische rechtsstaat bij te brengen. Slob noemt vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit, tolerantie en verantwoordelijkheid als de verplichte kern.
Voor de politiek komt de vraag naar extra handvatten niet op een ongelegen moment. Incidenten op islamitische scholen lijken ook een motivatie om de wet aan te scherpen. Zo klinkt er vanuit de gemeente al jaren kritiek op het burgerschapsonderwijs op de Amsterdamse islamitische basisschool As-Siddieq, maar de Onderwijsinspectie heeft tot op heden weinig mogelijkheden om de school terecht te wijzen.
De nieuwe richtlijn geeft de inspectie munitie
Het Cornelius Haga Lyceum is het meest recente voorbeeld. Daarover concludeerde de Onderwijsinspectie vorig jaar dat het er ontbrak aan goed burgerschapsonderwijs en ze rekende de school daar zelfs op af. Volgens onderwijsjuristen een zeer verregaande conclusie, omdat de inspectie niet bevoegd is om te oordelen over de inhoud van het burgerschapsonderwijs.
De nieuwe richtlijn moet niet alleen meer helderheid scheppen voor scholen, maar geeft de inspectie ook munitie om scholen op de vingers te tikken als ze een antidemocratische kant op gaan. Verschillende scholenkoepels vinden dat Slob daarmee doordraaft. Voorzitter Berend Kamphuis van Verus, de vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs, vreest voor ‘dressuur’, zo zei hij maandag in deze krant.
Eidhof vermoedt, net als Verus, dat angst voor radicalisering een belangrijke reden is voor het aanscherpen van de burgerschapseisen. Ironisch genoeg gaat het voorstel daarvoor juist niet ver genoeg. “Het wetsvoorstel laat scholen nog steeds veel ruimte, en kent bijvoorbeeld geen resultaatsverplichting. Ter illustratie: als leerlingen aan het eind van de middelbare school voor een dictatuur of theocratie pleiten, kunnen ze nog steeds een diploma krijgen. Zolang ze maar onderwezen zijn over de basiswaarden van onze democratische rechtsstaat.”
Lees ook:
Onderwijs in burgerschap dreigt ‘een vorm van dressuur’ te worden, zeggen scholen
Scholen hekelen de wijze waarop minister Slob het onderwijs in burgerschap wil inrichten. Zij vinden het niet stroken met de vrijheid van onderwijs.