Gestapo, razzia’s, KGB-methodes. De onderwijsinspecteurs die de omgang met verschillende morele opvattingen in de schoolklas onderzochten, kregen harde woorden over zich heen. Maar volgens hun baas Monique Vogelzang deden ze gewoon hun werk. ‘We moeten zorgen dat de nuance terugkomt.’
Als inspecteur-generaal van de onderwijsinspectie is Monique Vogelzang een beetje tegengas van scholen wel gewend, maar tijdens het onderzoek naar burgerschap ging dat verder dan anders. “Als schoolbesturen principiële opvattingen hebben waarvan wij zeggen dat ze niet binnen de wet passen, kan dat schuren”, zegt Vogelzang in haar werkkamer in het hoofdkantoor van de onderwijsinspectie in Utrecht, geflankeerd door een woordvoerder en inspecteur en onderzoeker Laurens de Croes.
“Maar de reacties op ons onderzoek waren soms van zodanige aard, dat ben ik nog niet eerder tegengekomen. Voor gestapo uitgemaakt worden gaat echt te ver. De discussie over burgerschap vliegt een beetje uit de bocht. We moeten zorgen dat de nuance terugkomt”, vervolgt Vogelzang. De afgelopen maanden nam de onderwijsinspectie het burgerschapsonderwijs van 78 Nederlandse scholen onder de loep, onder leiding van socioloog De Croes.
Verontwaardigde reacties
Aanleiding daarvoor was een uitzending van ‘Nieuwsuur’, dat vorig jaar berichtte over de lesmethode ‘Help! Ik word volwassen’ van de islamitische scholenkoepel Isbo. In het lesboek, dat op tientallen islamitische scholen wordt gebruikt, komen passages voor waarin staat dat Allah homoseksualiteit en transseksualiteit verafschuwt, dat jongens en meisjes in de puberleeftijd geen oogcontact mogen hebben en dat een vrouw kleding moet dragen die alles bedekt behalve haar gezicht en handen.
De verontwaardigde reacties buitelden over elkaar heen, niet in de laatste plaats in Den Haag. Er volgde een Kamerdebat over de toelaatbaarheid van dit soort opvattingen in het Nederlandse onderwijs, en minister Slob van onderwijs vroeg de inspectie onderzoek te doen naar het gebruik van de omstreden methode op islamitische scholen.
De inspectie besloot dat verzoek op eigen houtje te verbreden tot een onderzoek naar de ‘omgang met verschillen in morele opvattingen’. Niet alleen op islamitische scholen, maar op scholen van alle denominaties. “De omgang met botsende waarden is een onderwerp dat breder speelt”, vertelt Vogelzang. “Daarom hebben we tegen de minister gezegd dat we ook op andere scholen wilden onderzoeken of het onderwijs in strijd is met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat.”
Toch bezochten jullie relatief veel islamitische scholen: 17 van de 78. Waarom?
“Omdat het begon met de vraag om onderzoek te doen naar het gebruik van de lesmethode ‘Help! Ik word volwassen’ op islamitische scholen. Om daar een goed beeld van te krijgen, moet je bij een grotere groep scholen langs. Bij de andere denominatie hebben we steeds twee tot vijf scholen per sector geselecteerd.”
En, hoe zat het met die lesmethode?
“De inhoud daarvan en de manier waarop islamitische scholen ermee omgaan is nergens in strijd met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. Scholen hebben in Nederland veel vrijheid. Ze mogen leerlingen vertellen dat hun geloof homoseksualiteit afwijst en hoe jongens en meisjes met elkaar om moeten gaan.
“Als je daarnaast óók maar uitlegt wat de andere standpunten in Nederland zijn en nooit zegt dat een mens minder waard is.
“Er ontstond veel ophef na die uitzending van Nieuwsuur, maar wij constateerden destijds al dat er niets in het boek staat dat niet mag. Toen kregen we een hoop over ons heen in de trant ‘dat kan toch niet waar zijn’! Daaraan zie je dat het maatschappelijk debat behoefte heeft aan duidelijkheid. Wat mag nou wel en niet?”
Is het wenselijk dat een lesmethode die homoseksualiteit en transseksualiteit afwijst binnen de wet valt?
De Croes: “Dat is niet aan ons om te bepalen. Scholen hebben de vrijheid om hun eigen leermiddelen te kiezen. Daar gaan wij niet over.
“Wij kunnen alleen ingrijpen als er sprake is van strijdigheid met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, bijvoorbeeld bij het aanmoedigen tot geweld, het afwijzen van personen of aanmoedigen dat personen hun opvattingen niet uit mogen dragen. Dat zijn wij op geen enkele islamitische school tegengekomen, niet in de lesmethode en niet in de lessen.”
Zes scholen – overigens geen islamitische – gingen volgens de inspectie wél over de schreef en krijgen een herstelopdracht, terwijl de wet enkel voorschrijft dat scholen aandacht moeten besteden aan ‘actief burgerschap’ en ‘sociale integratie’, maar niet hoe ze dat moeten doen. Waarom tikken jullie scholen toch op de vingers?
Vogelzang: “Daarin zijn we terughoudend. Dat doen we alleen als we dingen tegenkomen die strijdig zijn met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. Een orthodoxe school sprak bijvoorbeeld verschillende verwachtingen uit over de toekomst van jongens en meisjes en stimuleerde geen gelijke kansen.”
De Croes: “Strijdigheid kan ook ontstaan als leerlingen opgroeien in een homogene buurt waarin het bijvoorbeeld normaal is om op een minderwaardige manier over vrouwen of andere culturen te praten. Als je weet dat leerlingen in die context opgroeien én zich ook zo uiten op school, dan is er sprake van stelselmatige risico’s en heeft de school een extra verantwoordelijkheid om de basiswaarden van de democratische rechtsstaat te bevorderen. We geven een school dan bijvoorbeeld de opdracht om hun leerlingpopulatie en de risico’s in kaart te brengen en een plan op te stellen wat ze daaraan gaan doen.”
De inspectie bezocht voor dit onderzoek maar een paar openbare scholen. Critici, onder wie de directeur van het islamitische Cornelius Haga Lyceum, noemen het een hetze tegen het bijzonder onderwijs. Wat is jullie reactie daarop?
De Croes: “Wij doen niet aan hetzes. We hebben gewoon geredeneerd vanuit de onderzoeksvraag en vervolgens een beredeneerde steekproef gedaan. Dat betekent dat we van alle denominaties twee tot vijf scholen per sector hebben geselecteerd. Er is nergens sprake van oververtegenwoordiging, alleen bij de islamitische scholen. Joodse scholen lijken misschien oververtegenwoordigd, maar daarvan heb je er maar een paar in Nederland. Daar zit je dus snel aan.”
Pieter Moens, voorzitter van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs, sprak zelfs van ‘KGB-methodes’. Inspecteurs zouden onaangekondigd scholen zijn binnengestapt om leerlingen intieme vragen te stellen. Klopt dat?
Vogelzang reageert geïrriteerd: “Jaja, ik weet het en ik heb hem er daarna nog over gesproken. Hij heeft zelf toegegeven dat dat een beetje te ruig was.”
Wat voor vragen stelden jullie aan leerlingen?
Vogelzang: “We vragen leerlingen nooit naar hun privéleven, maar wel naar bijvoorbeeld seksualiteit. Een vraag kan zijn: stel dat er iemand in jullie klas op jongens valt en uit de kast wil komen, hoe zou dat gaan? Wordt iemand dan gepest of niet?”
De Croes: “We ondervragen leerlingen altijd in groepjes en nooit alleen. Dan stellen we vragen als: hoe gaan jullie in de klas om met meningsverschillen? Kun je het oneens zijn met de leraar? Leerlingen zijn vrij om wel of niet te antwoorden en mogen weggaan als ze dat willen.
“We hebben nu niet anders onderzoek gedaan dan we normaal doen. Maar je zag wel dat er onderwerpen aan de orde kwamen die voor scholen op onderdelen gevoelig liggen. Wij proberen daar zo goed mogelijk rekening mee te houden. Voorbeeld: een school gaf aan dat ze het woord seks niet in de klas gebruiken. Dan gebruiken onze inspecteurs dat ook niet. Dan gaat het over verliefdheid of vriendschap.”
Op het orthodox-joodse Cheider in Amsterdam zou de onderwijsinspectie leerlingen hebben gevraagd om een geslachtsdeel te tekenen, schreef het Reformatorisch Dagblad.
Vogelzang: “Totale onzin. Dat is echt niet gebeurd.”
In het rapport staat dat de wettelijke kaders omtrent de vraag hoe scholen moeten omgaan met botsende waarden lange tijd duidelijk waren, maar dat de ‘interpretatie daarvan aan verandering onderhevig is’. Wat bedoelen jullie daarmee?
Vogelzang: “De Haga-casus (het islamitische Haga Lyceum waarover de inspectie vorig jaar oordeelde dat onder meer het burgerschapsonderwijs niet op orde was, red.) is daar het beste voorbeeld van. Er liggen twee rechterlijke uitspraken waarvan je denkt: en nu? De ene rechter zegt dat de inspectie scholen mag aanspreken op het bevorderen van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, terwijl een andere rechter zegt dat het genoeg is als scholen ‘iets’ doen aan burgerschap. Punt.
“Er is dus onduidelijkheid. Wij hebben altijd gezegd: als je die laatste interpretatie neemt – alléén wat er in de wet staat zonder de bedoeling ervan als uitgangspunt te nemen – dan kun je stoppen met het toezicht op burgerschap. Maar scholen vinden het burgerschapsonderwijs een belangrijke opdracht en we zien al jaren dat veel scholen meer duidelijkheid kunnen gebruiken.”
Hoe zou de burgerschapsopdracht er volgens jullie uit moeten zien?
“Wij vinden het belangrijk dat het voor scholen helder is waar het op inhoud minimaal over moet gaan. Het is goed dat minister Slob de burgerschapsopdracht wil verduidelijken door de basiswaarden van de democratische rechtsstaat – zoals vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardigheid en verdraagzaamheid – in de wet te zetten. Wij denken dat dat scholen handvatten geeft. Ook zij moeten kunnen uitleggen hoe ze de balans tussen vrijheid en verantwoordelijkheid invullen.”
Critici vinden dat Slob met die ‘verduidelijking’ te diep ingrijpt op de vrijheid van onderwijs. Volgens voorzitter Berend Kamphuis van de Vereniging voor christelijk onderwijs Verus neigt het voorschrijven van waarden naar ‘dressuur’.
Vogelzang: “Ik zie dat anders. Het moet voor iedereen duidelijk zijn wat er van scholen wordt verwacht. Je ziet op dit moment een toenemende discussie over artikel 23. Als we van elkaar niet meer begrijpen wat de balans tussen vrijheid en verantwoordelijkheid is, dan vind ik het heel verstandig dat de minister verduidelijking wil geven.”
Het zal de minister goed uitkomen dat de inspectie zijn plannen volledig onderschrijft. Verschillende hoogleraren onderwijsrecht, onder wie Paul Zoontjens en Pieter Huisman, stellen dat de onderwijsinspectie zich niet onpartijdig en onafhankelijk genoeg opstelt.
Vogelzang: “Dat klopt niet. Wij hebben een grote ruimte om eigen keuzes te maken. Dat is nu niet anders dan anders. Ik denk dan altijd: misschien moeten ze ons eerst even bellen voordat ze dit soort uitspraken doen.”
Wat zou u dan tegen ze zeggen?
Vogelzang: “Ik zou ze uitleggen hoe we hebben gehandeld. Zowel bij het Haga Lyceum als bij dit onderzoek hebben we onafhankelijk onze besluiten genomen. Ik sta voor wat wij hebben gedaan. Je ziet dat de discussie over burgerschap oververhit is geraakt. Mijn mensen krijgen soms de gekste verwijten die pertinent onwaar zijn. Dan denk je: wat is dit? Ik zou graag zien dat de discussie op een doordachte manier gevoerd wordt. Dat is nodig, want je sterft hier in de nuances.”
Lees ook:
Volgens de inspectie gaan confessionele scholen te laks om met pesten en homo-acceptatie
Op veel basis- en middelbare scholen is het burgerschapsonderwijs nog altijd niet op orde, concludeert de Inspectie van het Onderwijs.
‘Onderwijs in burgerschap dreigt vorm van dressuur te worden’
Volgens de vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs en de verenigingen voor openbare scholen slaat minister Slob door in bemoeizucht. ‘Daarmee loop je het risico dat burgerschapsonderwijs een vorm van dressuur wordt, een disciplinering’.