Scholieren in Finland blijken zeer hoog te scoren in internationale vergelijkingen. Terwijl ze tot hun vijftiende met alle niveaus in gezamenlijke klassen zitten. Hoe krijgen ze dat voor elkaar? Met peruskoulu – een systeem van uitgebreid basisonderwijs.
“Finland heeft een uitstekende afspraak gemaakt met zijn burgers”, schreef de Amerikaanse onderwijsadviseur Leonard Finkelstein in het tijdschrift Education Week. “De Finnen eren, vieren en helpen hun docenten, en de docenten brengen op hun beurt de nationale consensus over leren tot volle wasdom. Hun leerlingen behoren tot de best opgeleide ter wereld.” Dat klopt: Finse scholieren scoren internationaal torenhoog. Op de Pisa-ranglijst (het Programme International Student Assessment) van de Oeso behoort Finland sinds 2000 tot een van de best presterende landen.
Het roer ging om
En dat is toch zeker ten dele te danken aan de onderwijshervorming in de jaren zeventig en tachtig. Die leidde ertoe dat de scholing van alle Finse kinderen tot en met vijftien jaar gelijkgetrokken werd. Binnen de tijdsspanne van een paar jaar werd het eerdere systeem – waarbij leerlingen op hun tiende werden getest en op basis van de uitslag naar leervermogen werden gegroepeerd – stapsgewijs vervangen door een systeem waarbij alle kinderen vanaf hun zevende jaar dezelfde negen klassen doorlopen. De naam die dit uitgebreide basisonderwijs kreeg was peruskoulu.
Voor de achtergrond van die drastische onderwijshervorming moeten we terug naar de jaren zestig, vertelt Pasi Sahlberg. Hij is hoogleraar onderwijsbeleid aan het Gonski Instituut voor Educatie in Sydney en was voorheen de directeur-generaal van het Finse ministerie van onderwijs. Maar daarvoor jarenlang wiskundeleraar in Helsinki, voegt Sahlberg snel toe. Om maar duidelijk te maken: hij heeft ook genoeg ervaring in het veld.
“Finse politici en beleidsmakers besloten in de jaren zestig dat de jeugd beter moest worden opgeleid voor de toekomst. Want als Finland het Westen wilde bijbenen en daarmee de Sovjet-Unie de rug wilde toekeren, moest het hoogopgeleide mensen afleveren. We hadden geen olie, nauwelijks een industrie om van te spreken.”
De beste kans op economisch herstel en toenadering tot Europa was alle Finse kinderen aan hetzelfde onderwijs onderwerpen, meende de regering. Pas vanaf hun zestiende konden ze dan verschillende wegen inslaan met hun keuze voor voorbereidend beroeps- dan wel wetenschapsonderwijs.
Finland besloot daarmee het Noordse model te volgen. In Zweden en Noorwegen was toen al het idee in zwang dat onderwijskwaliteit en -gelijkheid het resultaat waren van ‘een publiek gefinancierd schoolsysteem waarbij leerlingen tot zestien jaar niet worden gevolgd of geselecteerd’. Sahlberg: “Sommige politici vroegen zich destijds af of we onszelf het Duitse onderwijsmodel niet moesten aanmeten. Als we dat hadden gedaan had ons schoolsysteem op het Nederlandse geleken. Maar uiteindelijk besloten we toch bij onze Zweedse buren af te kijken.”
Het begon op het platteland
Hoe is het ze gelukt die enorme onderwijshervorming – de grootste in Finland sinds de Tweede Wereldoorlog – uit te rollen? De invoering begon in 1971. “Weerstand kwam vooral van de private middenscholen (een equivalent van de onderbouw, red.). Die vonden dat de schoolresultaten beter opgekrikt konden worden via het bestaande schoolsysteem.” Politici hebben heel sluw op het verzet ingespeeld, legt Sahlberg uit. “Ze wisten dat ze tegen een muur van oppositie zouden stuiten als ze het hervormen zouden beginnen in de hoofdstad, die veel van die private scholen telde. Dus zijn ze gestart in het dunbevolkte Lapland en hebben ze zich langzaamaan, door de jaren heen, naar beneden gewerkt. Tegen de tijd dat de hervormingsgolf in 1975 Helsinki had bereikt, kon de stad niet anders dan zich voegen naar de rest. ‘Dit is een heel slecht idee’, hielden veel stadse schoolbesturen vol. ‘We worden het lachertje van Europa.’”
De weerzin hield aan tot die eerste studie van de Oeso, die aantoonde dat de gemiddelde Finse leerling een grote voorsprong had op leeftijdgenoten in het buitenland. “Na het jaar 2000 veranderde alles; toen stond ons onderwijsmodel ineens te boek als het beste dat er was.”
Alle kinderen kunnen hetzelfde
De hervorming vereiste allereerst een verschuiving in de perceptie van docenten. “Leraren moest worden bijgebracht dat alle kinderen zowat alles kunnen leren. Alleen: niet allemaal in hetzelfde tempo of met behulp van dezelfde leerstof.” Al het lerarenonderwijs verhuisde naar de universiteit. Dat was een ‘radicale zet’, zegt Sahlberg. “Niemand die dat eerder had gedaan. De onderwijzers in spe moesten zich aan de universiteit een diversiteit aan lesmethodes eigen maken zodat uiteindelijk iedere leerling linksom of rechtsom hetzelfde zou kunnen bereiken. Dezelfde kansen had.”
Docenten vanuit het hele land kregen inspraak in het opstellen van een nieuw, nationaal curriculum. Dit leverde uiteindelijk brede richtlijnen op – en geen voorschriften. “Het is eerder een raamwerk”, legt Sahlberg uit. “Kinderen moeten met ongeveer dezelfde kennis na de negende klas aan het voortgezet onderwijs beginnen. Maar wat in welk jaar en hoe wordt onderwezen, is aan de scholen en leerkrachten zelf.” Om de tien jaar wordt het curriculum herzien.
Hoeveel kost het Finse onderwijssysteem?
Tot eind jaren negentig besteedde Finland een relatief groot aandeel van het bruto binnenlands product aan het onderwijs (zo’n 7,5 procent). Inmiddels ligt dat percentage rond het gemiddelde van alle landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso): in 2017 werd 5,2 procent van het bbp geïnvesteerd in leerlingen, tegenover 4,9 procent gemiddeld in de Oeso-landen. Per leerling gaf het land gemiddeld 11.637 dollar uit (9640 euro), iets meer dan het Oeso-gemiddelde van 11.231 dollar (9303 euro).
In 1979 besloten de hervormers dat elke leerkracht – van zowel basisonderwijs als voortgezet onderwijs – ook een masterdiploma moest halen. Dit gebeurde op kosten van de staat. Sindsdien hebben onderwijzers feitelijk dezelfde status als artsen en advocaten. Kandidaten overspoelden de onderwijsprogramma’s. Autonomie, aanzien en een goed salaris maakten (en maken) het leraarschap aantrekkelijk. Volgens Sahlberg ligt het aantal aanmeldingen gemiddeld tien keer zo hoog als het aantal opleidingsplaatsen voor basisschooldocenten.
Om alle leraren mee te krijgen in de verregaande transformatie werd besloten tot kleinere groepen van maximaal twintig leerlingen en meer financiering voor het onderwijs aan de hogere klassen. De gemiddelde klasgrootte ligt inmiddels op negentien kinderen. In de jaren 90 werden schoolinspecties afgeschaft en de verantwoording voor goed onderwijs kwam te liggen bij de leerkrachten en hun schoolhoofden.
Speciaal onderwijs
Een andere zorg van de algehele educatiemetamorfose was het speciaal onderwijs. Al vanaf een vroeg stadium besloeg dat in Finland een breed spectrum: niet alleen was er aandacht voor de evidente gevallen, zoals kinderen met een zicht- of gehoorbeperking, maar het bestel werd ook opgetuigd voor kinderen met een minder zichtbare hulpvraag als dyslectie of concentratieproblemen. Sahlberg: “We hebben nog maar een enkele school met gespecialiseerd onderwijs. Nagenoeg alle kinderen – of ze nu in een rolstoel zitten of het syndroom van Down hebben– belanden in dezelfde klas.” Elke Finse leerling heeft recht op individuele begeleiding en ondersteuning bij het leren. Bijles onder schooltijd is gebruikelijk, privéles na schooltijd juist ongebruikelijk.
Inclusiviteit stond in Finland al vroeg op de agenda. Het dwong leraren na te denken over hoe iedereen in de klas, met welk niveau dan ook, voortgang kon maken. De leerlingen zitten bij elkaar in hetzelfde klaslokaal, maar ondertussen is het leren geïndividualiseerd. Ook de gestandaardiseerde toetsen zijn afgeschaft. Sommige kinderen, zegt Sahlberg, hebben meer tijd nodig. “Een middel als de Cito-toets veronderstelt dat alle kinderen gelijktijdig vooruit komen.”
In plaats van examens wordt het gemiddelde cijfer van alle schooljaren berekend (doorgaans krijgen de leerlingen alleen in de klassen 7 tot 9 cijfers). Al staat ook dit niet in steen gebeiteld. Sahlberg: “Als ik als wiskundedocent mijn leerlingen moest beoordelen, ging ik na: wat hebben die kinderen de laatste jaren gedaan? Welke wiskundige progressie hebben ze gemaakt? Als iemand in het laatste jaar heel hard zijn best doet, kun je eerdere tekortkomingen vergeven. En als een leerling het juist in het laatste jaar moeilijk heeft, probeer je de voorgaande jaren wat zwaarder te laten wegen.”
Geef jongeren vertrouwen
Met dit officiële eindcijfer kunnen leerlingen zich na klas negen aanmelden bij een school die ze voorbereidt op hoger beroepsonderwijs of een academische studie. Sommige scholen zijn competitiever en vereisen een hoger gemiddelde dan andere, maar in principe moeten alle vijftienjarigen, met welk eindcijfer dan ook, een plekje kunnen vinden binnen de voortgezet onderwijsstroom naar keuze.
“Sinds de jaren negentig is het hele model gebaseerd op de aanname dat jonge mensen in staat zijn hun eigen beslissingen te nemen. We vertrouwen jongeren die verantwoordelijkheid toe.”
Volgens Sahlberg gloort er hoop voor Nederland als het besluit een soortgelijke onderwijshervorming door te voeren. “Jullie schoolhoofden staan wereldwijd heel hoog aangeschreven. Dat is van cruciaal belang bij zo’n ommekeer in het schoolsysteem. Nederland kan voortbouwen op een traditie van krachtig schoolleiderschap.”
Hij trekt hier de vergelijking met het Nederlandse voetbal: dat was nooit succesvol geweest als Nederlanders geen kaas hadden gegeten van het functioneren van een team. “Dezelfde mentaliteit geldt voor de schoolleiding: hoe meer je het personeel in staat kan stellen het beste uit zichzelf te halen, des te beter je als leidinggevende bent.” Het sterke leiderschap is volgens Sahlberg toe te schrijven aan de opleiding die elke kandidaat doorloopt: die is ‘van hoog niveau’ en verplicht hen tot een meeloop-periode met een ervaren schoolhoofd.
Stop de Nederlandse bureaucratie
“Ik ken het Nederlandse onderwijssysteem goed en het is zeer geavanceerd. Dat sommige scholen achterblijven komt, denk ik, door jullie bureaucratie. De leerkrachten en schoolleiding zouden beter presteren als ze niet continu administratief werk moesten verrichten en verantwoording zouden moeten afleggen aan leidinggevenden en bestuurders. Het zouden de kinderen en families moeten zijn aan wie verantwoording wordt afgelegd. Laat die bureaucratieteugels toch een beetje vieren, en vertrouw erop dat docenten en scholen het beste met hun leerlingen voorhebben. Na de pandemie zou dit een geweldig Nederlands experiment kunnen zijn.”
Onderwijsraad: Het schooladvies in groep 8 verdwijnt, een 3- jarige brugklas voor alle leerlingen
De Onderwijsraad doet een vergaand voorstel voor latere selectie om de kansenongelijkheid in het onderwijs aan te pakken.